Oeyen Jozef

Oeyen Jozef

Naam: Oeyen Jozef

Geboren te: Eindhout

Geboren op: 1887-08-05

Overleden te: Beveren-aan-de-IJzer

Overleden op: 1917-08-09

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Arendonk, Arendonk

Beroep: bediende bij de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen (werkte bij de tram in Arendonk)

Joseph OEYEN was het oudste kind van Franciscus OEYEN (°Geel 29-08-1855) en Maria T’SEYEN (°Eindhout 10-06-1866).

Zijn vader, landbouwer Franciscus OEYEN, was eerder, op 3 januari 1880 in Eindhout gehuwd met naaister Anna Catharina T’SEYEN (°Geel 01-05-1857). Het landbouwersgezin kreeg drie kinderen: Carolina Ludovica (°Geel 19-11-1880), Carolus Eduardus (°Geel 13-10-1882) en Alphonsus Josephus (°Geel 30-05-1884). Bij het ter wereld brengen van een dood geboren kind van het vrouwelijk geslacht op 17 mei 1886 te Eindhout overleed Anna Catharina op 29-jarige leeftijd.

Franciscus hertrouwde met haar jongere zus op 18 september van hetzelfde jaar in Eindhout. Maria T’SEYEN (°Eindhout 10-06-1866) was naaister van beroep. Vermits zij zijn schoonzus was moest er voor hun huwelijk een toelating gegeven worden bij koninklijk besluit. In de huwelijksakte lezen we: ‘De toekomende echtgenooten geen wettig huwelijk kunnende aangaan uit hoofde der verwantschap tusschen hen bestaande in den graad van schoonbroeder en schoonzuster hebben ons een koninklijk besluit de dato negen en twintigste augusti laatstleden numero honderd negen en tachtig voorgebracht, waarbij zij gemachtigd zijn om met elkander huwelijk aan te gaan.’ In Eindhout oefent Franciscus na zijn huwelijk met Maria het beroep van onderwijzer uit, vanaf 1890 is hij herbergier, vanaf 1892 verzekeringsagent/herbergier, vanaf 1894 herbergier en vanaf 1895 verzekeringsagent. Ze krijgen zestien kinderen, allemaal in Eindhout geboren: Joseph (°05-08-1887), Mathilde (°27-04-1889/+Eindhout 24-08-1889, omtrent 4 mnd oud ), Carolina (°21-05-1890), Maria Anna Hortensia (°06-06-1891/+Eindhout 02-01-1892, omtrent 7 mnd oud), Hortensia Gabriëlla (°24-10-1892), Josephus Aloysius (°23-10-1894/+Eindhout 13-11-1895, 1 jr oud), Karel Gustaaf (° 26-12-1895), Achille Polydore Jan (°22-06-1897/+Eindhout 02-04-1899, 21 mnden oud), Maria Alphonsine Helena (°18-08-1898), levenloos (vr) (°/+Eindhout 14-03-1900), levenloos (vr) (°/+Eindhout 03-11-1900), Helena (°06-10-1901), Fredegand David Jan Baptist (°15-10-1903), Michaël Karel (°01-12-1904), Alfons Frans Karel (°20-09-1906) en Maria Clara Josepha (° 07-11-1907). Franciscus OEYEN sterft in Eindhout op 25 mei 1914.

Joseph OEYEN was bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog bediende bij de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen (NMBS) en werkte bij de tram in Arendonk, waar hij ook vanaf 1914 officieel woonde. Hij was ongehuwd.

De schoonbroer van Jozef OEYEN, Pieter GILIS (°Eindhout 01-06-1884) die op 12 augustus 1911 gehuwd was met Jozefs halfzus Carolina Ludovica OEYEN (°Geel 19-11-1880/+) en op 10 juni 1913 met zijn zus Carolina OEYEN (°Eindhout 21-05-1890), was voor de oorlog onderstationschef in Schaarbeek en woonde daar ook. Hij was korporaal in het 7de Linieregiment en sneuvelde in Lombardzijde op 4 november 1914.

Joseph OEYEN werd als beroepsvrijwilliger  1906 ingelijfd bij het Belgische Leger op 7 december 1905 voor de duur van een diensttermijn beginnende op 1 oktober 1906. Joseph meet bij zijn inlijving in het leger 1 m. 70, heeft een ovaal gezicht, een hoog voorhoofd, grijze ogen, een ronde kin, blond-zwart haar en wenkbrauwen. Op de foto in zijn militair dossier heeft hij nog geen snor. Zijn stamnummer is: 107/54229.

Vanaf 7 oktober 1906 volgt hij de regimentsschool. Op 1 juni 1906 wordt hij korporaal. Op 1 oktober 1907 gaat hij naar 3/2. Buiten een aantal verlofdagen, onderbreekt hij zijn dienst slechts één keer, voor een ziekenhuisopname van 29 mei 1908 tot 14 juni 1908. Op 01-09-1908 wordt hij sergeant. Op 06-12-1908 schort hij zijn actieve dienst op voor 2 jaar. Vanaf 29-10-1909 is hij vrijwilliger-reservist voor 4 jaar en wordt op 30 oktober 1909 met onbepaald verlof (congé illimité) gestuurd. Op 09-09-1913 wordt hij ontslagen van zijn engagement als  vrijwillige reservist.

Op 16 juni 1915 wordt hij sergeant-foerier.

Het 7de Linieregiment  behoort in de oorlog tot de 2de Legerdivisie die bij de slag aan de IJzer actief is. Op 2 november 1929 informeert men zich bij kapitein PECLERS van de 2de Legerdivisie over de aanwezigheid van Joseph OEYEN tijdens de slag aan de IJzer, i.v.m. het toekennen van het IJzerkruis. De kapitein verklaart dat Joseph OEYEN niet bij zijn eenheid behoorde tijdens deze gevechten. Oeyen was wel aanwezig in de 3de compagnie van het 7de linie op 8 augustus 1917 toen hij gewond raakte, maar Peclers weet niet tot welke eenheid Oeyen behoorde tijdens de slag aan de IJzer.

Op 04-07-1917, aan het front,  worden aan Joseph OEYEN de krijgswetten voorgelezen. Hij ondertekent dat hij ze begrijpt en weet dat hij zich er vanaf dat moment aan moet onderwerpen. Hij wordt op datzelfde document als ‘vrijwilliger 1906’ toegewezen aan het 7de Linieregiment.

Het is niet duidelijk aan welke gevechten Joseph OEYEN heeft deelgenomen. Hij ontvangt uiteindelijk toch het IJzerkruis op 16-12-1920 en krijgt op 20-02-1922 vijf frontstrepen. Dit betekent dat hij minstens drie jaar in frontdienst was, dus waarschijnlijk vanaf het begin van de oorlog.

Na de ‘Slag aan de IJzer’ (oktober 1914) volgt een vier jaar lange stellingenoorlog. De Belgische verdedigingslinie volgt vanaf Nieuwpoort de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide tot ongeveer ter hoogte van het gehucht Oud-Stuivekenskerke , loopt daarna zuidoostwaarts over Kaaskerke om bij kilometerpaal 16 op de IJzer aan te sluiten. Ten zuidwesten daarvan volgt het front de IJzer over Sint-Jacobskapelle, Oudekapelle en Nieuwkapelle, om aan het Fort de Cnocke het kanaal IJzer-Ieper te volgen. Eind november 1914 is Oudekapelle een spookdorp waar enkel nog enkele koppige bewoners en soldaten ronddwalen.

Van 1 tot 15 augustus 1917 is er zwaar artillerievuur langsheen het volledige front, ook in Oudekapelle. Joseph OEYEN wordt daar op 8 augustus geraakt door obusscherven. Hij is zwaar gewond: een schedelbreuk door een in zijn hoofd ontplofte granaat, een obusscherf in de borst en doorheen de borstwand, een klaplong, ook zijn rechterdij en rechterbeen zijn er erg aan toe.

Hij wordt nog afgevoerd naar het veldhospitaal te Beveren-aan-de-IJzer, maar op 9 augustus  om 20 u. 40 sterft hij daar aan zijn verwondingen. Op zijn bidprentje staat verkeerdelijk dat hij op 11 augustus 1917 is overleden.

Hij wordt op 13 augustus 1917 begraven op het soldatenkerkhof,  de militaire begraafplaats te Oeren in graf nr. 180, F.R. 7218 gelegen op de Oerenstraat bij de Sint-Pietersbandenkerk.

Op 25-08-1923 laat Eindhout aan de dienst Oorlogsgraven weten dat het adres van weduwe OEYEN-T’SEYEN  ‘Sectie B,  nr 9’ is, nl. Kerk nr. 9, Eindhout.

Op 24-10-1924 wordt bevestigd dat er in de gemeente Beveren-aan-de-IJzer een overlijdensakte van Joseph OEYEN werd opgesteld.

Postuum ontvangt Joseph OEYEN de decoraties van Ridder in de Orde van Leopold II met palm (toegekend bij K.B. 22-05-1918), het Oorlogskruis (toegekend bij K.B. 22-05-1918), de Overwinningsmedaille (18-10-1919), de Herinneringsmedaille (18-10-1919) en het IJzerkruis (16-12-1920).  

Zijn naam staat vermeld op het monument van de gesneuvelden dat na de eerste wereldoorlog opgericht werd in Eindhout, vlak bij het kruispunt Steenweg op Meerhout en de Oude Vorstseweg.

Het monument van de gesneuvelden is niet het enige aandenken aan de Eindhoutse gevallen soldaten tijdens de twee wereldoorlogen. Vroeger hing in de kerk aan de linkerkant van het altaar van Sint-Lambertus, onder het beeld van Onze-Lieve-Vrouw, een mooie houten kader met bovenop een beeldwerk in omgekeerde V-vorm met vijf medaillons en twee ronde houten doosjes (bijgevoegd na 1945) met daarin de foto´s van de zeven gesneuvelden uit wereldoorlogen I en II. De tekst op het aandenken:  ‘Zij streden als helden, hun sterven was schoon, geef dierbare Jezus, hun ’t eeuwige loon.’ Nu hangt het kader in de pastorij.