Aerts Carolus Maria Josephus

Aerts Carolus Maria Josephus

Naam: Aerts Carolus Maria Josephus

Geboren te: Vosselaar

Geboren op: 1893-11-08

Overleden te: Steenstrate

Overleden op: 1916-05-31

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Vosselaar, Singel nr. 41 (het Heieinde)

Beroep: steenbakkersgast

Carolus Maria Josephus (Karel) AERTS was het jongste kind van landbouwer Joannes Baptista AERTS (°Vosselaar 04-10-1860/+Vosselaar 02-02-1943) en Rosalia WILS (°Gierle 24-11-1853/+Vosselaar 16-12-1933). De ouders huwden te Vosselaar op 20 april 1887. Joannes Baptist was voor zijn huwelijk handwerker van beroep. Voor landbouwster Rosalia WILS was dit haar tweede huwelijk. Ze was weduwe van landbouwer Franciscus EMBRECHTS (°Vosselaar 18-04-1847) waarmee ze op 28 januari 1875 gehuwd was in Gierle. Hij overleed te Vosselaar in het gehucht Heieinde op 8 mei 1886, 39 jaar oud. Met hem had ze al vijf kinderen, allen geboren in het gehucht het Heieinde te Vosselaar: Maria (°15-11-1875), Joannes (°08-09-1877), Josephus Ludovicus (°23-02-1880), Jacobus (°17-05-1882) en Augustinus (°10-06-1884/+Vosselaar, gehucht Heieinde, 15-06-1884). Ze bracht dus al vier kinderen mee in haar tweede huwelijk. Jan Baptist AERTS werd ook landbouwer en ze woonden in datzelfde gehucht het Heieinde. Daar werden nog drie zonen AERTS geboren: Ludovicus Mattheus (°29-10-1887), Franciscus Joannes (°05-09-1890) en Carolus Maria Josephus (°08-11-1893). Jacobus EMBRECHTS overleed op 10 februari 1897, slechts 15 jaar oud. Toen de oorlog uitbrak was Karel de enige van alle kinderen die nog thuis woonde. Na de oorlog wonen de ouders nog in het gehucht het Heieinde op het adres: ‘Singel nr. 41, Vosselaar’. Karel AERTS was ongehuwd en steenbakkersgast van beroep. 

Karel AERTS was van de lichting 1913 en werd op 27 juni 1913 ingelijfd in het Belgische Leger. Zijn actieve dienst begon op 16 september 1913. Bij het uitbreken van de oorlog is hij dus nog onder de wapens als soldaat 2de klas bij het 7de Linieregiment met stamnummer 107/58696. Hij is 1,65 m groot, heeft een benig, getaand gezicht, een wijkend voorhoofd, lichtblauwe ogen, een middelmatige arendsneus, een kleine mond met dikke lippen, een wijkende kin, licht kastanjebruin haar en wenkbrauwen en hij heeft tatoeages op de linker arm.

Het 7de Linieregiment behoort in de oorlog tot de 7de gemengde brigade en vecht in de 2de Legerdivisie. Ze zijn in kazerne 7-8 op de Vestingstraat te Berchem gekazerneerd. Van daaruit trekken ze begin augustus 1914 naar de omgeving van Leuven en Mechelen. Op het einde van de maand zijn ze bij ’s Gravenwezel. Van 8 tot 10 september 1914 dragen ze bij tot de herovering van Aarschot. Daarna zijn ze actief in Sint-Katelijne-Waver, Kontich, Lint en Borsbeek. Begin oktober 1914 trekken ze naar de IJzer en nemen deel aan de gevechten bij de Uniebrug in Sint-Joris, op 4 november 1914 volgt de ‘Slag bij Lombardsijde’, dan Ramskapelle. Vanaf januari 1915 bij Sint-Jacobskapelle, vanaf juli 1915 te Nieuwkapelle. Vanaf 20 januari 1916 (tot het einde van dat jaar) bezetten ze de buurt van Steenstrate. Maar op 31 mei 1916 komt een einde aan de 22 maanden frontdienst van Karel AERTS.

In bevolen opdracht in de buurt van Steenstrate, sneuvelt Karel AERTS om 9. 30 u. geveld door obusscherven, samen met drie strijdmakkers van het 7de Linie 4/2 (VERDONCK, GOELEMANS en LONGIN); er is geen eenduidigheid over de precieze plaats in de documenten: Zuidschote, Steenstrate, Molenhoek, Bikschote worden vermeld. Zijn overlijdensakte wordt op 31-05-1916 opgemaakt in Oostvleteren door de regimentsdokter van het 7de Linie en een sergeant-brancardier. Op deze akte wordt geen plaats vermeld. Steenstrate is een gehucht op de grens van Bikschote en Zuidschote. Molenhoek is in die tijd een Belgische Militaire begraafplaats op de Hoflandstraat te Reninge. Daar wordt Karel AERTS op 1 juni 1916 voor het eerst begraven in graf nr. 174. In 1968 als de begraafplaats ‘Molenhoek’ opgedoekt wordt, worden zijn stoffelijke resten overgebracht naar de militaire begraafplaats van Westvleteren op de Sint-Maartensstraat en krijgt hij daar het graf nr. 719bis.

Op 27 november 1920 vraagt zijn vader, Joannes Baptist AERTS, via het V.O.S. afdeling Vosselaar de strijdersbegiftiging aan. Karel AERTS was van 01-08-1914 tot 31-05-1916 in frontdienst. Voor die 22 maanden aan 75 frank, bedraagt de strijdersbegiftiging 1650 frank, hiervan wordt 300 frank familiebegiftiging afgehouden, zodat er 1350 frank overblijft voor de nabestaanden. In mei 1925 schrijft volksvertegenwoordiger VAN HOECK naar het ministerie van landsverdediging omdat de strijdersbegiftiging nog niet uitbetaald werd aan de familie AERTS. Uit het antwoord blijkt dat de betaling gebeurt via de Algemene Spaarkas.

Karel AERTS was meer dan 1 jaar en 6 maanden in frontdienst en heeft dus recht op 2 frontstrepen.

Hij krijgt ook verschillende onderscheidingen: Ridder in de orde van Leopold II met palm en het Oorlogskruis, toegekend bij K.B. van 15-09-1917 en tijdens een officiële plechtigheid overhandigd aan zijn vader op 16 augustus 1920.  Hij krijgt ook postuum het IJzerkruis (K.B. 20-03-1924). Zoals alle strijders krijgt hij ook de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille.