Claes Josephus Martinus

Claes Josephus Martinus

Naam: Claes Josephus Martinus

Geboren te: Arendonk

Geboren op: 1893-04-05

Overleden te: Sint-Michiels-Brugge

Overleden op: 1918-11-17

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Arendonk, Wampenberg nr. 78

Beroep: sigarenmaker

Joseph Martinus CLAES werd geboren te Arendonk in het gehucht Wampenberg als tweede kind van Ferdinand CLAES (°Brussel 19-05-1867) en Maria Regina COENRAERDS (°Arendonk 19-08-1866). Vader CLAES was wel in Brussel geboren, maar toch afkomstig uit Arendonk. De vader van zijn moeder (Anna Elisabeth CLAES), Petrus CLAES was kousenmaker in Arendonk. (Anna) Elisabeth werkte als dienstmeid in Brussel op de Keizerslaan nr. 9. Zij was ongehuwd en Ferdinand werd dus als onecht kind geboren in het Sint-Janshospitaal dat zich toen op de Pachecolaan nr. 52 situeerde. Zij was ongeletterd en kon zijn geboorteakte niet tekenen. Geen maand na zijn geboorte overleed Elisabeth, nauwelijks 22 jaar oud. We kunnen ervan uitgaan dat Ferdinand bij zijn familie in Arendonk opgroeide. Hij werd sigarenmaker en huwde landbouwster Maria Regina COENRAERDS in Arendonk op 6 juni 1891. Bij de documenten die verzameld werden i.v.m. dit huwelijk vinden we een behoeftigheidsbewijs op naam van beide ouders. Zo’n bewijs bevestigt dat zij behoeftig zijn en dus geen rechtstreekse belastingen betalen. Het gezin woonde achtereenvolgens op Wampenberg en Berendonk en telde vier kinderen: Joannes Baptist Franciscus (°Arendonk, ten gehuchte Wampenberg, 23-08-1891), Josephus Martinus (°Arendonk, ten gehuchte Wampenberg, 05-04-1893), Maria Joanna Paulina (°Arendonk, in de 2de sectie Wampenberg, 15-10-1895) en Aloysius Joannes Baptista (°Arendonk, in de 2de sectie Beirendonck, 01-10-1899). Josephus Martinus was zoals zijn vader sigarenmaker van beroep en ongehuwd. Hij werd ‘Marten’ genoemd, was 1m 81 groot en had blond haar.

Eind 1915 trekt Jozef Marten CLAES de Nederlands-Belgische grens over en wordt op 13 december 1915 geregistreerd als Belgische vluchteling in Reusel. Reusel is een Nederlands dorp dat grenst aan Arendonk. De elektrische draadversperring aan de grens is er dan al vanaf 20 september 1915. Hij is niet de enige die zijn leven waagt om het bezette België te ontvluchten of om te proberen via Nederland het front te bereiken. In zijn dagboek schrijft Lowieke de facteur van Arendonk op 1 november 1915 (maandag): ‘Regen, 7 man naar Holland’ en op 4 november 1915 (donderdag): ‘weer eenige mannen naar Holland’. Misschien is Marten een van hen. In Reusel verblijft hij bij Adriaan Verhagen op de Grens nr. 144. Vermits Marten CLAES pas van de lichting 1916 is, wordt hij in Nederland niet geïnterneerd. 

Op 17 april 1916 vervoegt Jozef Marten CLAES het Belgische leger als oorlogsvrijwilliger voor de vorming van een speciaal contingent 1916. Van 17 april 1916 tot 18 juli 1916 krijgt hij zijn opleiding in een Belgisch opleidingscentrum in Frankrijk,  nl. in C.I. 1; Centre d’Instruction 1 lag in Parigné-l’Evêque, in de buurt van Le Mans. De rekruten krijgen er een elementaire soldatenopleiding: ze leren omgaan met het geweer, vechten met een bajonet en maken er kennis met het soldatenleven. Na drie maand zit zijn opleiding erop en op 19 juli 1916 wordt hij als soldaat 2de klas toegevoegd aan de 1ste legerdivisie: hij strijdt eerst in het 3de (of 4de) Linieregiment 2de bataljon/4de compagnie (of 8ste compagnie) te velde tot 30 september 1917 (of tot 31-12-1916); vanaf 1 oktober 1917 (of vanaf 01-01-1917) maakt hij deel uit van het 22ste  Linieregiment 3de bataljon/11de compagnie tot 10 november 1918. (In zijn militair dossier staan op verschillende documenten verschillende gegevens). Hij draagt het stamnummer 122/2359.

In december 1916 wordt er door de 1ste legerdivisie en de geallieerden bij tijden nog zwaar  gevochten te Steenstrate, in 1917 en 1918 in Diksmuide, Pervijze, Merkem, Lombardsijde, Langemark, Bikschote tot op 28 september 1918 het bevrijdingsoffensief wordt ingezet. Dat maakt Jozef Marten CLAES nog mee met het 22ste Linieregiment. Maar op 12 november 1918 wordt hij geëvacueerd naar het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal te Sint-Michiels-Brugge omdat hij zo ziek is. Hij lijdt aan bronchopneumonie en griep en bezwijkt eraan op 17 november 1918 om 4 u.30. Bronchopneumonie is een bacteriële longontsteking die vooral gevaarlijk is in combinatie met virale infecties, zoals bvb. de griep. Naar alle waarschijnlijkheid werd hij het slachtoffer van de dodelijke ‘Spaanse griep’-pandemie die in het najaar van 1918 meer slachtoffers eiste dan de hele oorlog.

Op 19 november 1918 wordt hij begraven op de Stedelijke Begraafplaats van Brugge in de Kleine Kerkhofstraat nr. 62 (Steenbrugge/Assebroek), in de volksmond het ‘Brugs Kerkhof’, in graf nr. 529. In de jaren 50 wordt hij herbegraven naar het militaire ereperk in deze begraafplaats, en krijgt hij graf nr. 35.

Zijn overlijdensakte wordt opgesteld in Sint-Michiels-Brugge op 23 oktober 1920. De fout in zijn naam CAES i.p.v. CLAES wordt rechtgezet op 20 maart 1924.

Het was niet te achterhalen wanneer Ferdinand CLAES overleed, maar als zijn moeder de strijdersbegiftiging aanvraagt (zonder datum), is zij 54 jaar oud. Het moet dus ongeveer in 1920 geweest zijn.  Maria Regina COENRAERDS is dan weduwe en woont in Antwerpen op de Lange Dijkstraat nr. 83.

Het ministerie van defensie berekent de bedragen waarop zij uit hoofde van de verdiensten van haar zoon recht heeft: Hij was tijdens zijn opleiding (van 17-04-1916 tot 18 juli 1916) achter het front (3 maand en 2 dagen) en (van 19-07-1916 tot 18-11-1918) in frontdienst (29 maanden). Voor de frontdienst heeft hij recht op 2175 frank, voor de dienst achter het front op 150 frank, samen 2325 frank, verminderd met 300 frank familiebegiftiging. Zijn moeder zal dus 2025 frank krijgen.

Jozef Marten CLAES krijgt 3 frontstrepen voor 2 jaar, 3 maanden en 28 dagen frontdienst, ze worden hem toegekend op 01-04-1921.

Het ereteken van Oorlogskruis met palm wordt hem toegekend (K.B. nr 13021 dd. 21-08-1922), maar er loopt iets mis. Het brevet, het Oorlogskruis en de brevetten ervan kunnen niet uitgereikt worden ‘omdat moeder Claes op 1 mei 1923 niet meer in Antwerpen in de Lange Dijkstraat 38 woonde’. Het leger vergiste zich hier in huisnummer, ze woonde al de hele tijd op het nr. 83. Of het Oorlogskruis uiteindelijk terecht kwam, weten we niet. In het militair dossier is geen melding gemaakt van andere onderscheidingen. Waarschijnlijk kreeg hij de onderscheiding van Ridder in de Orde van Leopold II niet, op zijn graf staat het symbool van dit ereteken niet, van het Oorlogskruis wel. We weten ook dat hij geen IJzerkruis kan gekregen hebben omdat hij pas na oktober 1914 (de Slag aan de IJzer) ingelijfd werd en dat hij hoogstwaarschijnlijk de Overwinnings- en de Herinneringsmedaille heeft ontvangen (omdat alle strijders die hebben gekregen).