Dufraing Emilius Joannes Carolus

Dufraing Emilius Joannes Carolus

Naam: Dufraing Emilius Joannes Carolus

Geboren te: Merksplas

Geboren op: 1895-09-08

Overleden te: Saint-Lunaire (Frankrijk)

Overleden op: 1918-01-29

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Beerse, Brug 6 Hout nr. 59

Beroep: militair

Emiel Jan Karel DUFRAING was het oudste kind van Jan Frans DUFRAING (°Merksplas 22-09-1865) en Theresia MOSTMANS (°Beerse 21-03-1874). De ouders huwden in Beerse op 2 november 1894. Theresia woonde daar voor ze huwde, Jan Frans woonde in Merksplas en was stokerbaas van beroep. Na hun huwelijk gingen ze in Merksplas wonen in het huis wijk H nr. 6 en werd Jan Frans toezichter in de Kolonie. Er kwamen drie kinderen: Emiel Jan Karel (°08-09-1895), Maria Josephina (°25-04-1897) en Jan Frans (°01-12-1898). Later (het was niet te achterhalen wanneer) verhuisde het gezin naar Beerse en woonde er op Brug 6 Hout nr. 59.Toen de oorlog uitbrak was de ongehuwde Emiel Jan Karel DUFRAING in dienst bij het Belgische leger.

Emiel DUFRAING zou – gezien zijn geboortedatum – van de lichting 1915 zijn, maar nam al op 28 oktober 1912,  slechts 17 jaar oud, als vrijwilliger dienst als kanonnier van de Artillerie van de Versterkte Plaats Antwerpen (A.F.A.) met stamnummer 1105. Hij werd daar wachtmeester (maréchal de logis) (deze militaire rang werd in 2013 afgeschaft en vervangen door sergeant), bij de vestingtroepen van de verdedigingsstelling Antwerpen, waarschijnlijk in het fort van Kallo (Liefkenshoek). De wachtmeester was de stukscommandant en had zes artilleristen onder zich, waarvan drie aan het stuk en drie bij de munitie.

Bij het uitbreken van de oorlog is Emiel Jan Karel DUFRAING present bij de 2de Batterij van het regiment Kustartillerie. Deze batterij verdedigde het Fort van Sint-Filips, een belangrijk deel van de Scheldeverdediging. Antwerpen was van augustus tot oktober als ‘Nationaal Reduit’ een veilige toevluchtshaven. De forten werden tot het uiterste verdedigd. Ondanks de zware beschietingen, slaagden ze erin de Duitsers een tijd op te houden zodat de burgerbevolking en het leger de vlotbrug over de Schelde konden oversteken en zo ofwel naar de IJzer konden ofwel naar Nederland of Groot-Brittannië konden vluchten.

Als op 10 oktober 1914 Antwerpen valt, vlucht Emiel Jan Karel DUFRAING, zoals zo vele Belgische militairen, over de Belgisch-Nederlandse grens. Volgens de Vredesconferentie van Den Haag (18-10-1907) moest Nederland als neutraal land in oorlogstijd alle militairen die het land invluchtten ontwapenen en interneren. De eerste soldaten werden ondergebracht in een leegstaande kazerne in Alkmaar.  Om aan internering te ontkomen trokken sommige militairen burgerkleding aan en slaagden erin ongemerkt, via Engeland naar Frankrijk te vluchten en/of het IJzerfront te vervoegen. Ook Emiel DUFRAING wordt krijgsgevangen genomen in ‘Holland’. Hoe hij het voor elkaar gekregen heeft, is niet bekend, maar op 16 oktober 1914 is hij present in de regio Calais (Frankrijk).

Vanaf dan muteert Emiel Jan Karel DUFRAING heel vaak en de documenten in zijn militair dossier spreken elkaar hierover vaak tegen. Dit ontketent in 1935 een grote discussie tussen het V.O.S. van Beerse en het Ministerie van Landsverdediging over de toekenning van frontstrepen en onderscheidingen. We beperken ons hier tot de belangrijkste gegevens:

Vanaf 22 december 1914 maakt Emiel Jan Karel DUFRAING deel uit van de loopgrachtenartillerie en werkt met de mortieren Van Deuren (M.V.D.). Deze stukken zijn geschikt om het veldleger te volgen en te steunen. Met krombaanvuur kunnen ze efficiënt in de loopgrachten van de tegenstrever schieten. Dit heet: indirect schieten: De kanonnier kan het einde van de kogelbaan niet zelf waarnemen (de afstand is te groot of het doel is aan het zicht onttrokken door heuvels, bossen of bebouwing), maar krijgt daarvoor de hulp van de waarnemer die de coördinaten doorgeeft (‘de ogen’ van de kanonnier).

Op 20-01-1916 is hij in het C.I.A.T. (Batterie des M.V.D.) (Centre d’Instruction Artillerie de Tranchée (Mortiers van Deuren)) in Calais.

Op 16 april 1916 wordt hij Eerste Opperwachtmeester (1e m.d.l. chef) en op 17 april 1916 wordt hij ter beschikking gesteld van het Ministerie der Kolonies en vertrekt naar Belgisch-Congo tot 30 juni 1917. Hij is dan eerste onderofficier.

De Eerste Wereldoorlog werd niet alleen in Europa uitgevochten. Ook in de nog niet zo lang verworven kolonies in Afrika stond veel op het spel: Er waren o.a. zeer concrete economische motieven mee gemoeid in Congo. In Belgisch-Congo waren voor de oorlog veel interessante grondstoffen ontdekt: goud, koper, kobalt en uranium. De Duitsers hadden in Duits-Oost-Afrika (nu Tanzania) slechts de grondstof mica en koffieplantages. De oorlog in Europa zouden ze winnen en Congo en de Franse Kolonies zouden van hen zijn. Zo zou de Duitse droom van een Mittelafrika uitkomen. Maar zo is het niet gegaan: In april 1915 beslist de Belgische minister van koloniën, Jules RENKIN, om Ruanda en Urundi (nu Burundi) te veroveren. Om daarvoor de nodige manschappen en bevoorrading te kunnen betalen, wordt de goudproductie opgedreven. En er wordt massaal rijst geproduceerd in plaats van maniok omdat dat moeilijker te vervoeren is en langer duurt om te bereiden. Dat alles gaat gepaard met de nodige dwang en belangrijke inspanningen van de bevolking. Begin 1916 begint het offensief in het noorden. Op zes maanden tijd worden zowel Ruanda als Urundi veroverd en daarna gaat het zuidwaarts naar de stad Tabora…  Het Belgische Koloniale Leger, onder leiding van Belgische officieren, versloeg het Duitse leger. De Duitsers hadden dit niet verwacht. De Belgen kregen na de oorlog Ruanda en Urundi als mandaatgebieden toegewezen. Maar Duitsland verloor definitief Duits-Oost-Afrika samen met hun andere Afrikaanse kolonies Kameroen en Namibië. De Belgische regering zette daar 297.833 mensen in, waarvan er minstens 29.000 sneuvelden. Aan deze oorlog nam Emiel Jan Karel DUFRAING deel.

In mei 1917 (of op 30 juni 1917) is Emiel DUFRAING weer in Europa, maar hij is ziekelijk teruggekeerd uit de Kolonie. Op 1 juli 1917 wordt hij weer ter beschikking van het Belgische Leger gesteld en opgenomen in het C.T.A.M. (Centre de Triage des Anciens Militaires).

Op 29 augustus 1917 wordt hij aangehecht aan de ‘Compagnie des Subsistants’ te Calais. Hij is niet meer geschikt om aan het front in te zetten. Hier wordt hij opgevangen en onderhoudt het leger hem in afwachting dat hij terug naar zijn eenheid kan of in zijn geval naar het ziekenhuis. Op 8 september 1917 wordt hij opgenomen in het BMH Porte de Gravelines, een zeer groot medisch-chirurgisch hospitaal in Calais. Op 13 september 1917 wordt hij overgebracht naar ziekenhuis te Recques, Recques-sur-Course is een klein dorp in de buurt van Montreuil (Pas-de-Calais, Fr.); van 3 juli 1914 tot 27 december 1917 was in het kasteel van Recques en in barakken die erbij gebouwd werden een Belgisch Militair Hospitaal ingericht dat in die periode 1900 gekwetsten heeft verzorgd. Op 15 oktober 1917 is hij een dag in het doorgangshospitaal te Calais, enkele barakken op een braakliggend stuk grond vlakbij het station, waar twee legerartsen een twaalftal gekwetsten verzorgden en vooral doorstuurden naar andere ziekenhuizen.  

Op 16 oktober 1917 krijgt hij een plaats in het Belgisch Militair Hospitaal van Saint-Lunaire. Saint-Lunaire (Ille-et-Vilaine, Bretagne, Fr.) was toen al een mondaine badplaats met prachtige hotels die omgevormd werden tot een reeks verzorgingsinstellingen (samen het Hôpital Civil HC 46). Het Hôtel d’Angleterre (met 110 bedden) werd vanaf 25-04-1916 tot 08-12-1918 een Belgisch Militair Hospitaal. Daar overlijdt Emiel DUFRAING op 29 januari 1918 om 22.30 u. Doodsoorzaak: tuberculose en meningitis (hersenvliesontsteking). Hij heeft deze ziekte opgelopen in Afrika, in frontdienst dus: Zijn ouders ontvangen hierdoor nabestaandenpensioen.

Hij wordt op 1 februari 1918 begraven op het kerkhof van Saint-Lunaire, achter de kerk. Op 21 maart 1923 wordt de zinken kist met zijn stoffelijke resten daar ontgraven en gerepatrieerd naar Beerse waar hij op 29 maart 1923 opnieuw begraven wordt op de Gemeentelijke Begraafplaats van Beerse.

Op 14 februari 1921 wordt zijn overlijdensakte door Saint-Lunaire naar de Belgische Ambassade in Parijs gestuurd. Op 13 november 1923 wordt deze akte overgeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente Beerse.

Zoals hoger vermeld is er veel onduidelijkheid en tegenspraak in het dossier van Emiel DUFRAING wat betreft zijn bezoldiging en de toekenning van onderscheidingen. Zijn ouders kregen geen andere onderscheidingen dan de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille voor hun overleden zoon. Waarschijnlijk is de uiteindelijke berekening van zijn strijdersbegiftiging gebeurd op basis van 35 maanden aan 75 frank en 7 maanden aan 50 frank. De berekening van zijn recht op frontstrepen resulteerde in 4 frontstrepen. Hoe de discussie over zijn recht op het Oorlogskruis afloopt, was niet te achterhalen. Wel weten we dat 1 jaar 2 maanden en 14 dagen in Belgisch-Congo tellen voor de frontstrepen en voor de toekenning van het Oorlogskruis voor lange tijd aan het front en voor de jaarlijkse supplementen omwille van onderscheidingen (‘annuités supplémentaires pour distinctions honorifiques’). Als er op 4 april 1935 voor hem een voorstel tot onderscheiding wordt gedaan blijkt hij geen recht op de onderscheiding van Ridder in de Orde van Leopold II met palm te hebben, omdat hij overleden is door ziekte. En ondertussen krijgen zijn ouders al jaren ‘la pension accordée aux ascendants’, slechts toegekend voor gesneuvelden die stierven aan een verwonding of ziekte opgelopen in frontdienst.( ???)

E. DUFRAING staat vermeld op de gedenkplaat van gesneuvelde oud-leerlingen van het Sint-Victorinstituut te Turnhout.

De naam van Emiel Jean Charles DUFRAING staat op de gedenksteen ‘ter ere van de Oud-Strijders 1914-1918’ in Beerse.