Jansen Jozef

Jansen Jozef

Naam: Jansen Jozef

Geboren te: Meerle

Geboren op: 1890-04-27

Overleden te: Lier

Overleden op: 1914-10-04

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Hoogstraten(Meerle), Brussel

Beroep: beroepsvrijwilliger bij het Belgische leger

Jozef MERTENS werd op 27 april 1890 te Meerle geboren als onwettige zoon van Joanna Juliana MERTENS (°Meerle 09-09-1867). Zijn moeder huwde te Meerle op 18 januari 1892 met landbouwer Cornelis Jozef JANSEN (°Sint-Katelijne-Waver 12-01-1866) en Jozef werd bij dit huwelijk erkend en gewettigd. Voortaan ging hij door het leven als Jozef JANSEN. De familie was wel afkomstig uit Meerle, zijn grootvader, Christiaen JANSEN, was in Meerle geboren op 24-11-1835, maar als handwerker in Sint-Katelijne-Waver aan het werk en daar gehuwd met Adelia VAN DER AA (°Sint-Katelijne-Waver 13-01-1845). Ondertussen woonde de familie weer in Meerle. Ook de familie aan moederskant was van Meerle.

Jozef JANSEN werkt een tijd als nachtwaker in Antwerpen, voorleer hij zich in het leger engageert als beroepsvrijwilliger. Hij is ongehuwd. Er is enige onduidelijkheid wat betreft zijn woonplaats voor de oorlog. Uit een document in het militair dossier leren we dat hij voor de oorlog in Antwerpen woonde: Rue de l’Empereur (de Keizerlei?) 40, maar uit wat moet doorgaan voor zijn overlijdensakte (Un jugement tenant lieu d’acte de déces a été rendu le 18 février 1931 par le tribunal de 1ière instance de Bruxelles) blijkt dat hij het laatst in Brussel gedomicilieerd was. Ook in het dagboek van de burgemeester van Meerle, Van Nueten, staat dat Jozef Jansen Mertens in Brussel woonde. Waar precies weten we niet. Zijn moeder woont in 1920 op de Avenue d’Amérique (de Amerikalei) 91, te Antwerpen. Het is in die dagen ongebruikelijk dat het de moeder is die de administratieve contacten met het leger onderhoudt. Misschien is zijn vader al voor 1920 overleden.

In 1910 dient Jozef JANSEN zijn kandidatuur in om ‘vrijwilliger van beroep’ te worden in het Belgische leger. Hij doorloopt de hele procedure met succes. Hij is 1 m 620 mm groot, heeft een rond, blozend gezicht met een breed en hoog voorhoofd, bleekblauwe ogen, een brede neus, een grote mond, smalle lippen, een ronde kin en licht kastanjebruin haar en wenkbrauwen. Zijn vader bevestigt op 29-11-1910 dat hij bij zijn zoon nooit enig symptoom heeft opgemerkt van mentale waanzin, hallucinaties, zwakzinnigheid, epilepsie of urine-incontinentie. De huisdokter Eugène GOMMERS uit Meerle bevestigt bovendien dat Jozef aan geen enkele ziekte of afwijking lijdt die in de Koninklijke Besluiten van 28-01-1893 en 03-08-1898 beschreven zijn. Hij heeft de toestemming van zijn vader en is in het bezit van een bewijs van goed gedrag en zeden en nationaliteit uitgereikt door de stad Antwerpen waar hij al meer dan één jaar woont…. (14-12-1910). Op 20-12-1910 leest sergeant foerrier DEURWAERDER van het 4de linieregiment, in aanwezigheid van kapitein bevelhebber LIPPENS van het 4de liniegeriment, hem te Merksplas de militaire wetten voor en is hij als vrijwilliger van beroep ingelijfd in het Belgische leger. Hij wordt toegevoegd aan het 2de regiment Jagers te voet.

Jozef JANSEN is van de lichting 1911.

Stamnummer: 51954

Graad: soldaat 2de klas ‘vrijwilliger van beroep’

Regiment: 2de Regiment Jagers te voet // 1ste Bataljon 3de  Compagnie

Het 2de regiment Jagers te voet had zijn garnizoen te Mons (Bergen) en splitste zich bij de algemene mobilisatie in het 5de en het 2de regiment Jagers te voet. De twee regimenten vormden de 16de Gemengde Brigade binnen de 5de Legerdivisie. Op 3 augustus spoorden zij naar de Gete. Een compagnie van het 2de kreeg op 16 augustus in Jodoigne (Geldenaken) zijn vuurdoop. Het is niet zeker of dit de compagnie was waartoe Jozef JANSEN behoorde. Beide regimenten namen vervolgens deel aan de bloedige uitvallen uit Antwerpen.

Na de belegering van de forten door de Duitse troepen, trekken de Belgische troepen zich terug achter de Nete. Ze graven er loopgraven en organiseren de verdediging van de overgangen en de noordelijke Netedijken. De Vijfde Legerdivisie doet dit tussen de overgang Antwerpen-Centraal en Lier. In de vroege ochtend van 4 oktober krijgen de Britse mariniers bevel om de Belgen af te lossen in de loopgraven ten noorden en noordwesten van Lier, van Klaplaar tot het Lisp. De stad Lier wordt op 4 oktober door de Belgische troepen achtergelaten, de bruggen door de genie opgeblazen. Spoedig valt de stad in Duitse handen. Op 4 oktober komen Britse mariniers in de omgeving van Lier aan, ze nemen posities in ten Noorden van de stad. De Belgische en Britse legereenheden liggen achter de afleidingsvaart en de Nete en trachten zo de Duitse troepen tegen te houden.  

Op 4 oktober trekken de Duitsers over de Nete. De chaos in de Belgische rangen is enorm. Het is in deze verwarring dat Jozef JANSEN verdwijnt in ‘Hulst’, een gehucht van Lier ten noordwesten van de Nete.

Op 1 oktober schrijft Lodewijk Van Nueten, de burgemeester van Meerle, in zijn oorlogsdagboek: ‘Zoo is er maar een enkele meer die geen teeken van bestaan geeft. Er is nog een Josef Jansen Mertens, maar die woonende in Brussel. Daar is ook weinig nieuws van.’

Op 08-11-1919 schrijft Joanna Juliana MERTENS, Jozefs moeder, een brief naar de commandant van haar zoon, in het Frans: Ze heeft inlichtingen ingewonnen en vernomen dat ze recht heeft op de soldij van haar zoon. Hij heeft op 1 augustus bij de mobilisatie zijn eenheid vervoegd en is verdwenen op 20 september 1914, zijn stamnummer kent ze niet, ook niet het nummer van zijn compagnie. De commandant schrijft op de brief dat hij geantwoord heeft op 19-11-1919.   

Op 15-12-1920 vraagt zijn moeder, nu via het F.N.C. (Fonds des Combattants section d’expression Française), de vergoeding van het Strijdersfonds aan. Ze heeft nog geen familiebegiftiging gekregen, maar wel het nodige ervoor gedaan.

Op 22-01-1925 is het dossier volledig: Voor zijn periode aan het front, van 1 augustus 1914 tot 4 oktober 1914, (afgerond 3 maanden)  heeft hij volgens de berekening van het Ministerie van Defensie recht op  225 frank strijdersbegiftiging. Omdat hiervan 300 frank familiebegiftiging zal worden afgetrokken, hebben de nabestaanden nog recht op 0 frank.

Jozef JANSEN krijgt ook geen frontstrepen: van 1 augustus 1914 tot 4 oktober 1914 = 2 maand en 4 dagen aan het front. (Frontsoldaten komen maar in aanmerking voor frontstrepen na één jaar aan het front).

Postuum ontvangt Jozef JANSEN de volgende onderscheidingen: Ridder in de Orde van Leopold II met palm (31-05-1920) en Oorlogskruis met palm (28-08-1920). 

Het is pas op 18-02-1931 dat de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel een uitspraak doet die moet doorgaan voor zijn overlijdensakte. Als sterfdatum wordt 5/6 oktober 1914 aangegeven.  

In het Erepark op de begraafplaats naast de Sint Salvatorkerk te Meerle prijkt zijn naam samen met 17 andere op het monument met het opschrift: ‘ONDER UWE HOEDE STREDEN EN RUSTEN ZY 1914-1918’.

De foto van Jozef JANSEN staat op de herinneringsprent die in Meerle werd gemaakt met ‘Meerle’s Zonen gesneuveld voor Vrijheid Vorst en Vaderland’. Hij staat op de middelste rij de tweede van links.