Rabaeys Adelson Jerôme

Rabaeys Adelson Jerôme

Naam: Rabaeys Adelson Jerôme

Geboren te: Nieuwpoort

Geboren op: 1889-11-16

Overleden te: Ramskapelle

Overleden op: 1914-10-24

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Hoogstraten(Wortel), Rooimans

Beroep: douanebeambte

Adelson Jerôme RABAEYS werd geboren te Nieuwpoort op 16 november 1889 als jongste in het gezin van Hendrik RABAEYS (°Lombardsijde 19-012-1843; garçon brasseur, werkman, arbeider, herbergier) en Stephania HUGAERTS (°Pellenberg, Brabant  03-02-1851; dagloonster, herbergierster, werkvrouw; analfabeet). De ouders waren in Laken gehuwd op 2 juni 1877. Hun oudste zoon, Willem Hendrik (°Pellenberg, Brabant 16-10-1875; werkman, tolbeambte) was al voor het huwelijk geboren en werd bij  dit huwelijk gewettigd. Ze kregen nog zes kinderen die allen in Nieuwpoort geboren werden: Clementina Florentina (°28-04-1878), Philibert Pieter (°28-08-1879; schipper), Maria Cecilia (°09-08-1881; werkvrouw), Justina Victorina (°23-12-1882; werkster), Rebecca Aldegonda (°23-03-1885) en tenslotte Adelson Jerôme (°16-11-1889). Adelson Jerôme was de enige die niet gehuwd was. Hij was vanaf 1912 werkzaam als tol- en douanebeambte. Zo verbleef hij achtereenvolgens in Hoogstraten, Nieuwmoer (een dorpje vlak bij Kalmthout) en vanaf 1913 in Wortel op de Rooimans. Hij zou nog een officieel adres gehad hebben in Ieper (Esplanadestraat  9). Zijn ouders wonen na de oorlog nog in Nieuwpoort (Ville) 59, Rue Poincaré (?).  

Eigenaardig in deze familie is de hoeveelheid varianten in de schrijfwijze van de familienaam, ook in officiële documenten worden die door elkaar gebruikt: Er is Rabaey, Rabaeys, Robaeys, Rabaeyes. Hier gebruiken we de naam ‘Rabaeys’ zoals hij in het leger gekend is en zoals zijn vader de naam schrijft.

 

Adelson Jerôme RABAEYS werd in 1905 beroepsvrijwilliger in het leger en tekende in 1907 nog bij. Zijn stamnummer: 53008. Vanaf 1912 is hij douanebeambte in de Noorderkempen.

Bij de algemene mobilisatie op 1 augustus 1914 vertrekt hij vanuit Wortel naar zijn garnizoen in Oostende. Zijn regiment, het 3de Linie, behoort tot de 3de gemengde brigade van de 1ste legerdivisie en bestaat vooral uit West-Vlamingen. Hij maakt er deel uit van het 2de bataljon/4de compagnie en heeft de graad van korporaal.

Tijdens de Duitse inval en de bewegingsoorlog van augustus-oktober 1914 vechten ze te Grimde, Leuven, Weerde, Zemst, Hofstade, Schiplaken, Kapelle-op-den-Bosch.

In oktober 1914 komt het terugtrekkende Belgisch leger vanuit Antwerpen in de Westhoek terecht. Op 14 oktober kiest het Belgisch opperbevel, met koning Albert I, voor de IJzerlijn als ultieme defensie, na de belofte dat er extra Franse steun zal komen. Binnen de bocht van de IJzer worden drie Belgische divisies en een Franse brigade opgesteld, terwijl zich voorposten nestelen in de dorpen aan de oostelijke oever om een stormloop op het IJzerfront enigszins te breken. Nieuwpoort wordt aanvankelijk verdedigd door een Belgische divisie en in Diksmuide komt er een Belgisch-Frans bruggenhoofd. Vanaf 18 oktober bestoken Belgen en Duitsers elkaar wederzijds met artillerie en begint de Slag om de IJzer (van 18 tot 23 oktober 1914).

Op 21 oktober is reeds een deel van de polder Noord van de IJzer onder water gezet door met de hulp van Hendrik Geeraert aan het sluizencomplex van Nieuwpoort de overlaten te openen.

Een sfeerbeeld: Een aanval op een vooruitgeschoven Duitse post aan de IJzer werd voorbereid met artillerievuur. De aanval zelf gebeurde meestal ’s nachts en was een gevaarlijke onderneming. De soldaten moesten eerst over een modderig terrein zonder dekking, over beken en grachten, en over velden die een halve meter of meer onder water stonden om vervolgens op hardnekkige weerstand te botsen van Duitsers die met machinegeweren in betonnen schuilplaatsen verscholen zaten. Soms lukte het om de vijand te verdrijven of krijgsgevangen te nemen, doch lang duurde een overwinning nooit. De gevechten om de voorposten werden door de Duitsers ‘drijvende doodskisten’ genoemd.

Adelson RABAEYS sneuvelt tijdens de zware afweergevechten te Ramskapelle. Hij wordt getroffen door schrapnelkogels bij de Grote Hemme en na dit gevecht als vermist opgegeven op 23 oktober 1914. Hij is dan 25 jaar oud.

Volgens Alphonse BRYSSE, soldaat van 23ste Linie 2de bataljon 3de compagnie, die later getuigt over de omstandigheden van de dood van Adelson, stierf die tussen Ramskapelle en Schoorbakke op 18 oktober in de hoeve van Henri Lamerant. Of was het op 23 oktober? Op 20-10-1920 schrijft Henri RABAEYS naar de Minister om te zeggen dat hij, na de vruchteloze pogingen van het leger, een brief heeft ontvangen van Alphonse BRYSSE, soldaat van 23ste Linie 2de bataljon 3de compagnie, die getuigt dat Adelson gedood werd op 23-10-1914 door een schrapnel aan den IJzer. Hij hoopt dat hij nu een overlijdensakte met brevet zal kunnen ontvangen, zoals de andere ouders die kinderen verloren op het veld van eer.

Waarschijnlijk werd hij als ‘onbekende soldaat’ begraven op de militaire begraafplaats van Ramskapelle. Van de 634 doden die op dit kerkhof begraven zijn, konden er 402 niet meer geïdentificeerd worden.

Op 23-11-1920 schrijft het Ministerie van de Oorlog een brief naar de vader van Adelson RABAEYS om hem op de hoogte te brengen dat zijn zoon gesneuveld is op het veld van eer op 24 oktober 1914. In naam van heel het land drukt hij zijn dankbaarheid uit voor degenen die hun leven gegeven hebben om hun land te verdedigen.

Op 5 maart 1921 vraagt Henri RABAEYS de strijdersbegiftiging aan. Op de aanvraag geeft hij aan dat hij bovenop de 300 frank familiebegiftiging nog 100 frank heeft gekregen.

Op 28-06-1921 wordt berekend dat Adelson RABAEYS frontdienst deed van 01-08-1914 tot 24-10-1914 = 2 maanden en 24 dagen (hij zou gedood zijn op 24 oktober 1914). Hij heeft dus geen recht op frontstrepen, wel recht op rente voor 8 frontstrepen (a droit à la rente pour huit chevrons?)

Op 8 augustus 1921 berekent het Ministerie de strijdersbegiftiging: Adelson RABAEYS heeft recht op 3 maanden strijdersbegiftiging, nl. 3 x 75 frank = 225 frank – 300 familiebegiftiging = 0 frank.

Op 04-05-1921 wordt bij het 3de Linie geïnformeerd of Adelson wel degelijk aan de IJzer gestorven is ten gevolge van verwondingen opgelopen door de vijand. Antwoord: 23-08-1921: wij hebben geen inlichtingen i.v.m. deze zaak.

Op 15-09-1921 wordt bij het 3de Lanciers geïnformeerd of Adelson wel degelijk aan de IJzer gestorven is ten gevolge van verwondingen opgelopen door de vijand. Antwoord: 18-11-1921: wij hebben geen inlichtingen i.v.m. deze zaak.

Op 10-03-1922 wordt begonnen met het onderzoek om vast te stellen of Adelson RABAEYS in aanmerking komt voor een Medaille van den IJzer. Volgens de gegevens waarover ze beschikken zou hij aan de IJzer gesneuveld zijn op 23 oktober 1914.  

Op 14-07-1922 schrijft het leger de vader van Adelson aan om hem op de hoogte te brengen dat Adelson de onderscheidingen van ‘Ridder in de Orde van Leopold II met palm’ en ‘Oorlogskruis’ zal ontvangen. Hij zal op deze plechtige ceremonie uitgenodigd worden en de postume onderscheidingen ontvangen.  

Op 13-08-1923 ontvangt Adelson RABAEYS postuum het Oorlogskruis met Palm.

Er werd een juridische uitspraak gedaan i.v.m. het overlijden van Adelson Jerôme RABAEYS en de overlijdensakte werd ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van Wortel op 8 januari 1925.  

De naam van Adelson RABAEYS staat op het Oorlogsmonument in Wortel en zou ook op twee andere monumenten staan, nl. in Nieuwpoort en in Antwerpen.