Antonissen Petrus Josephus

Antonissen Petrus Josephus

Naam: Antonissen Petrus Josephus

Geboren te: Turnhout

Geboren op: 1891-07-13

Overleden te: Beveren aan de IJzer

Overleden op: 1918-11-03

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Zandstraat, nr. 103, Turnhout

Beroep: wever

Petrus Josephus ANTONISSEN was het oudste kind van Carolus Martinus ANTONISSEN (°Turnhout 10-03-1871) en Joanna Carolina LEYSEN (°Turnhout 15-09-1872). De ouders huwden in Turnhout op 25 mei 1891. Ze woonden allebei al in Turnhout, Carolus was meubelmakersgast en Joanna Carolina kantwerkster. Eerst wonen ze op de Lokerenrij nr. 65 in bij de ouders van Joanna Carolina en daar wordt Petrus Josephus geboren (°13-07-1891). Daarna blijven ze in Turnhout wonen en worden er nog zeven kinderen geboren: Maria (°11-07-1894), Guilielmus Maria (°aan het Kruishuis, 15-02-1896), Joanna Antonia (°aan het Kruishuis, 10-03-1898) en ‘te Lokeren’ Joannes Franciscus (°23-12-1900), Carolus Martinus (°05-04-1903), Franciscus Cornelius Gerardus (°26-06-1905) en Ludovicus Josephus Maria (°27-12-1907). Op 3 november 1910 overleeft moeder Joanna Carolina de bevalling van een tweeling niet en de twee kinderen, een jongen en een meisje, worden ook levenloos geboren. Joanna Carolina LEYSEN is dan maar 38 jaar oud.

Vader Carolus Martinus ANTONISSEN wordt door de vrederechter van Turnhout ontzegd van de vaderlijke macht en van al de rechten uit de vaderlijke macht voortvloeiende en van de voogdij afgezet bij familieraad d.d. 11-10-1913 en op 18 maart 1919 wordt de oudste zus, Maria ANTONISSEN (inmiddels gehuwd met (?) LUYCKX) aangesteld als voogdes.

Petrus Josephus ANTONISSEN was ongehuwd en – zoals zijn grootvader aan vaders kant – wever van beroep. Hij woonde voor de oorlog bij zijn vader en broers en zussen in de Zandstraat nr. 103 in Turnhout.

Petrus Josephus (Jozef) ANTONISSEN was van de lichting 1911 en trad dat jaar in dienst van het Belgische Leger. Hij werd als soldaat 2de klas ingelijfd bij het 6de Linieregiment met stamnummer 106/2301. Hij heeft zwart haar en is 1,63 m groot.
Bij de algemene mobilisatie op 28 juli 1914 wordt hij weder opgeroepen en op 1 augustus 1914 is hij present bij het 6de Linieregiment, 3de bataljon, 1ste Compagnie. Het 6de Linie is in vredestijd gekazerneerd in de forten 7-8 en 9-10 te Antwerpen. In de oorlog wordt dit regiment verdrievoudigd in het 6de en 26ste Linie (samen de 6de gemengde brigade) en het 6de Vestingslinieregiment. Ze vechten in de 2de Legerdivisie. Op 5 augustus zijn ze ten oosten van Leuven, op 18 augustus leveren ze slag te Aarschot en Werchter en keren daarna terug naar het ‘Nationaal Reduit’ Antwerpen. Daarna volgen de twee uitvallen uit Antwerpen: op 25 en 26 augustus in de buurt van Boortmeerbeek en Over-de-Vaart en van 9 tot 12 september te Wijgmaal, Putkapel en Holsbeek. Op 10 september 1914 wordt beslist tot een grote actie om het kanaal Leuven-Mechelen over te steken in Tildonk en Wijgmaal. De 6de gemengde brigade zal het dorp Wijgmaal bezetten en, als na afloop de 6de Legerdivisie de bewaking van de brug zal hebben overgenomen, zal ze oprukken naar Blauwput. Het is in deze gevechten dat Petrus Josephus ANTONISSEN de eerste keer gewond raakt. Zijn naam staat op 12 september 1914 op de lijst van vermisten.

Na 8 oktober 1914 bevindt het regiment zich aan de IJzer waar ze eerst Nieuwpoort verdedigen, later Ramskapelle heroveren en in verschillende sectoren actief zijn in de frontlinies. Op 12 januari 1915 wordt Jozef ANTONISSEN opnieuw gekwetst in Woumen, nabij Klerken.

Op 1 februari 1916 wordt hij opgenomen in Porte de Gravelines, een militair hospitaal in Calais en op 17 juni 1916 wordt hij geëvacueerd naar Saint-Jean-Cap-Ferrat, aan de Azurenkust (in de buurt van Nice), in het zuiden van Frankrijk. Daar bevond zich de enorme villa ‘Les Cedres’, gebouwd in opdracht van wijlen koning Leopold II en op dat ogenblik beheerd door de Belgische regering. Hier werd een militair hospitaal ingericht voor Belgische soldaten. Vooral na het gebruik van gifgas door de Duitsers, leden heel wat soldaten aan longaandoeningen en tuberculose. De eigendommen van Cap-Ferrat konden zowat 3800 soldaten herbergen. Het was niet te achterhalen waarom Petrus Josephus gehospitaliseerd werd en hoe lang hij in Frankrijk bleef. We kunnen wel veronderstellen dat hij als ‘aan het front gewond in een confrontatie met de vijand’ wordt gediagnosticeerd, want later wordt bij het berekenen van zijn aantal frontstrepen en het bedrag van zijn strijdersbegiftiging (75 frank) zijn hele aanwezigheid in de oorlog beschouwd als frontdienst, wat niet zou gebeurd zijn als hij ‘ziek’ bevonden was.

Op 6 december 1916 wordt beslist het 6de Linie te ontdubbelen in het 6de en het 16de Linie. Op 1 januari 1917 wordt Petrus Josephus ANTONISSEN toegewezen aan het 16de Linie, 1ste compagnie.
Op 24 maart 1917 wordt hij gemuteerd naar de 6de compagnie C.I.A.M.D. (Centre d’Instruction d’ Anciens Militaires Divisionnaire) waar de militairen bvb. na hospitalisatie, één maand onderworpen worden aan beproevingen in het oefenveld en onderricht krijgen van frontervaren oversten vooraleer ze teruggestuurd worden naar hun regiment of naar een beter geschikte post. Op 8 april 1917 kan hij terugkeren naar de 1ste compagnie bij het 16de Linie.

Het 16de Linie voert vanaf half oktober 1917 vooral raids uit. Ondertussen is op 26 januari 1918 het Belgische leger gereorganiseerd en vecht het 16de Linie in de rangen van de 8ste Infanteriedivisie (I.D. 8). Samen met de 2de Infanteriedivisie (I.D. 2) vormen ze de 2de Legerdivisie en zijn ze tot mei 1918 actief in de sector Ramskapelle, ondersector Pervijze. Daarna verplaatst de activiteit van de 8ste Infanteriedivisie zich naar de sector Boezinge-Merkem (7 juli tot 17 augustus 1918).

Als op 28 september 1918 het eindoffensief ingezet wordt, is het 16de Linie in Oost-Vlaanderen en rukt op naar de Leie.

Op 20 oktober 1918 stoten de Belgische troepen aan ‘t Motje op de Hermann Stellung. De brug op ‘t Motje (Lindekensbrug) is opgeblazen. Het was voor de bewoners een bijzondere brug geweest omdat de stoomtram erover reed. Als vervanging hadden de Duitsers een smalle loopbrug, een ‘passerelle’, aangelegd om de toegang tot het dorp te verzekeren. Rond 10.00u wordt de eerste obus afgeschoten als voorbode van de naderende orkaan. Al snel volgt een twaalf uur durend bombardement. Mensen vluchten naar de schuilkelders in de hoop daar veilig te zijn. Vanaf deze dag verlaten de inwoners hun dorp. Slechts een enkeling blijft op post. Uiteindelijk wordt bijna iedereen verplicht zijn schuilplaats te verlaten om niet te stikken door gasbommen. Petrus Josephus ANTONISSEN wordt tijdens de gevechten in Zomergem op 31 oktober 1918 zwaar gewond. Een geweerkogel heeft hem een diepe keelwonde met volledige sectie van het merg toegebracht. Die dag sneuvelen daar vele soldaten. De Duitsers zitten met mitrailleurs verscholen in de bomen aan de rechteroever van het Schipdonkkanaal en maaien de Belgische troepen die de brug willen oversteken neer.

Hij wordt nog geëvacueerd naar het hospitaal. En hier lopen de bronnen uiteen. Volgens War Dead Register, de Dienst Oorlogsgraven en de namenlijst van In Flanders Fields Ieper wordt hij op 1 november naar het hospitaal ‘Liefdadigheid’ (‘de la Charité’) in Brugge gebracht en sterft daar op 3 november 1918 aan zijn verwondingen; volgens de gegevens in zijn militair dossier, die ook aan de familie worden doorgegeven, wordt hij op 1 november opgenomen in het militair hospitaal van Beveren aan de IJzer en sterft daar op 3 november 1918 (‘aldus inlichtingen ons verstrekt’ schrijft Maria op het inlichtingenblad voor het Strijdersfonds); daardoor staat dan ook op zijn bidprentje: ‘gestorven in het Gasthuis te Beveren a/d IJzer den 3 November 1918 en aldaar begraven
Waarschijnlijk is de eerste versie de juiste vermits zijn overlijdensakte opgesteld werd in Brugge.

Hij wordt eerst op 5 november 1918 begraven op het kerkhof van Brugge in graf nr. 284 en later herbegraven op het militaire ereperk van de stedelijke begraafplaats op de Kleine Kerkhofstraat in Steenbrugge (Brugge), in graf nr. 219.

Op 10 april 1922 vraagt Maria ANTONISSEN, die vanaf 18 maart 1919 voogdes is geworden, in Turnhout de strijdersbegiftiging aan voor haar overleden broer. Ze is inmiddels gehuwd met (?) LUYCKX en woont op de Albertstraat nr. 4 in Turnhout.

Petrus Josephus ANTONISSEN was van 1 augustus 1914 tot 3 november 1918 (51 maanden en 3 dagen) afgerond 52 maanden in frontdienst. De strijdersbegiftiging bedraagt aan 75 frank/maand dus 3900 frank, hiervan wordt de familiebegiftiging van 300 frank die de familie al ontvangen heeft, nog afgetrokken, zodat er nog 3600 frank overblijft voor de nabestaanden.

Petrus Josephus ANTONISSEN was 1 jaar en 6 halve jaren in frontdienst en heeft dus recht op 7 frontstrepen. (De 1ste frontstreep kreeg je na één volledig jaar frontdienst en daarna een bijkomende per 6 maanden.)

Op 12 oktober 1919 neemt Maria ANTONISSEN de eretekens van ‘Ridder in de Orde van Leopold II’ en ‘Oorlogskruis’ in Turnhout in ontvangst. (K.B. 10-12-1919). Petrus Jozef ANTONISSEN krijgt ook postuum de IJzermedaille, de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille toegekend.

http://www.genealogieturnhout.be/Databank
geneanet
http://stiell.be/family.php?id=F9369&main_person=I15905
https://www.wardeadregister.be/nl/dead-person?idPersonne=1330
https://files.warveterans.be/pdf/A1/411.PDF
https://database.namenlijst.be/publicsearch/#/person/_id=603EAF14-297B-11D2-B12B-BE2CDE1F7030
militair dossier
http://forumeerstewereldoorlog.nl/viewtopic.php?p=190272#190272
http://2rva.be/Deel-II-Hoofdstuk-5-De-Tweede-Uitval-Antwerpen
http://1914-18.be/2010/02/02/saint-jean-cap-ferrat-leopold-ii-lhopital-militaire-et-le-carre-des-belges/
https://nl.wikipedia.org/wiki/6de_Linieregiment
bidprentje op: http://www.heemkundewalem.be/cms/index.php/component/content/article/7-bidprentjes/25-bidprentjes-os

huwelijksakte ouders Petrus Josephus Antonissen 1
huwelijksakte ouders Petrus Josephus Antonissen 2
geboorteakte Petrus Josephus Antonissen
Militair hospitaal in villa Les Cedres in Saint-Jean-Cap-Ferrat (Frankrijk)
passerelle over de Leie aan ’t Motje in Zomergem