Bavelaar Léon

Bavelaar Léon

Naam: Bavelaar Léon

Geboren te: Turnhout

Geboren op: 1892-02-26

Overleden te: Adinkerke

Overleden op: 1918-09-11

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Turnhout, Hofstraat nr. 4

Beroep: ingenieur Bruggen en Wegen

Léon BAVELAAR (voluit Leo Eugenius Henricus Maria Bavelaar) werd geboren in Turnhout op 26 februari 1892. Hij was het derde kind van Joseph Adriaan Maria BAVELAAR (°Turnhout 15-06-1860) en Anna Marie Rosalie TUBBAX (°Turnhout 05-04-1862). De ouders waren in Turnhout gehuwd op 11 januari 1887. Ze gingen in de Gasthuisstraat nr. 29 wonen. Hun eerste kindje, Josephus (Eugenius Maria) werd daar geboren op 16 februari 1888, maar leefde maar een halve dag. Josepha (Anna Maria Ludovica) werd op 23 mei 1890 geboren en Léon op 26 februari 1892. In die tijd was vader BAVELAAR, zoals zijn vader, koopman en tijkbaas. In het Ancien Régime was de weefnijverheid de belangrijkste exportgerichte economische bedrijvigheid van de stad Turnhout.  Turnhout raakte vanaf de 16de eeuw al bekend om zijn tijk, die vooral gebruikt werd voor bedovertrekken, schorten en in de meubelindustrie. De blekerijen van de Heizijde en de Broekzijde, zorgden voor mooi wit garen. De Turnhoutse wevers en kooplui roemden hun mooie witte Turnhoutse tijk en onder meer op de Engelse markt was er een grote belangstelling voor de Turnhoutse tijken die ambachtelijk geweven werden. Bij de opkomst van de industriële productie is Joseph BAVELAAR niet meegegaan, maar hij verkocht zijn bedrijf en leefde verder als ‘particulier’. Hij was nooit echt een zakenman geweest, maar interesseerde zich voor alles en nog wat, zat voortdurend met zijn neus in de boeken, organiseerde met ‘Echo-Velo’ fietstochten door de Kempen, nam deel aan de bijeenkomsten van ‘d’Edele Handboog’ en speelde klarinet in de harmonie ‘Echo de la Campine’. Het gezin verhuisde in die tijd naar de Hofstraat nr. 4. Op 25 november 1899 werd Maria (Henriette Anna Josepha) er geboren en op 22 maart 1906 Fernand (Joseph Léon Henri). De moeder was een echte huisvrouw, een grote dame die wist hoe je mensen waardig ontvangt, met haar blik wist ze haar kinderen en zelfs haar man haar wil kenbaar te maken. Ze hield zich actief bezig met haar huishouden, haar keuken en de opvoeding van haar kinderen. Spijtig genoeg kwamen er geen kleinkinderen, ze zou ze zo graag vertroeteld hebben. Ze richtte haar moederlijke affectie dan maar op de neefjes en nichtjes en speelde lotto en rad van fortuin met hen, met een grote schaal snoepjes in handbereik.

Josepha de oudste zus van Léon, vluchtte zoals zovele andere Turnhoutenaars met haar man, Guilielmus VAN DE REYDT (koopman in manufacturen) naar Tilburg tijdens de oorlog en werd er geregistreerd op 1 februari 1915. Ze werden daar gehuisvest in de Tuinstraat nr. 114. Hoe lang ze daar bleven is niet bekend.

Het grootste verdriet dat dit gelukkige gezin trof, was wel de dood van Léon op 26-jarige leeftijd, twee maand voor de wapenstilstand. 

Léon was altijd al een goede leerling geweest en was briljant aan de universiteit. Hij studeerde aan de Faculteit Wetenschappen van de Universiteit van Gent en werd ingenieur Bruggen en Wegen.    

Na de oorlog woonde het gezin op de Reinier Sniedersstraat nr. 6 te Turnhout.

In 1915 meldt Leon BAVELAAR zich aan als oorlogsvrijwilliger. Hij is onder-luitenant bij het 5de Genieregiment 2/1 (5de compagnie) met stamnummer 178/1015/7215 en neemt deel aan de gevechten bij de Genie van de 5de Legerdivisie 3/2.

De 5de Legerdivisie was een eenheid die in de sector Diksmuide streed, waar het Belgische front het meest contact had met de vijand. Vanaf het begin van 1915 begonnen de Duitsers met het bombarderen van de Belgische stellingen met mortieren. De Belgische troepen hadden geen bescherming noch evenwaardige wapens. Vanaf maart 1915 bedient de Genie van de 5de Legerdivisie de loopgraafartillerie; voor de sector Diksmuide was een batterij voorzien van 13 kanonnen van Franse stukken van 58 mm om de Duitse mortieren te bestrijden. De polder is onder water gezet en de loopgraafomstandigheden zijn geen pretje en ook niet bepaald gezond. De herrie en de stank is ondraaglijk. Het rondkrioelende en rondvliegende ongedierte is talrijk en onuitroeibaar. Verminkte lijken zijn alomtegenwoordig en voor iedereen zichtbaar, niet alleen in niemandsland, maar ook in de muren van de loopgraaf, opzij geschoven door soldaten die de opdracht hebben de loopgraaf begaanbaar te houden. Een hoofd, een hand, een voet, een been, in min of meer ontbindende en stinkende staat. Een soldaat noteerde daarover: ‘We hadden allemaal een lijkenlucht bij ons. Het brood dat we aten, het brakke water dat we dronken, alles wat we aanraakten rook naar verrotting’.

Geen wonder dat veel soldaten ziek werden. Schurft en andere huidziektes, myalgia, reumatisme of loopgraafkoorts, vlektyfus, loopgraafvoet, loopgraafmond,… De ziektes die het meest voorkwamen waren maagklachten en huidaandoeningen, diarree, darm- en nierontsteking. En dan waren er nog hartkwalen en geslachtsziekten.

Aan welke ziekte Leon BAVELAAR leed na drie jaren op het slagveld, is niet geweten, maar hij werd geëvacueerd naar het hospitaal Cabour in Adinkerke en overleed er op  8 september 1918.

In Adinkerke waren heel wat geallieerde troepen gekantonneerd. In het dorp waren ook verscheidene medische posten geïnstalleerd, waarvan de bekendste het militair veldhospitaal in het domein Cabour was. Het chirurgische hospitaal Cabour was actief tussen 25 april 1915 en 12 maart 1917 en had een capaciteit van een 500-tal bedden. Daarna bleef Cabour een algemeen hospitaal voor zieken tot 17 februari 1920. Er werden o.a. slachtoffers van gasaanvallen (vanaf augustus 1917 mosterdgas of ‘yperiet’) en patiënten van de ‘Spaanse griep’ (een wereldwijde griepepidemie in 1918) opgenomen.

Leon Bavelaar werd op 11 september 1918 begraven op het militaire kerkhof  ‘Duinhoek’ in de Panne (graf C.2/19).

Het was de wens van de familie de gesneuvelden van de familie terug te brengen naar Turnhout om ze bij te zetten in de familiekelder van de gemeentelijke begraafplaats. Op 03-09-1920 vraagt zijn moeder waar hij begraven is en of hij kan ontgraven worden.  Op 01-02-1921 vraagt zijn vader om zijn zoon te ontgraven en of de persoon die daarbij zal aanwezig zijn een transportorder kan krijgen. Het antwoord hierop is dat een transportorder niet hoort bij de geplogenheden. Met de aanbeveling van de Minister van Landbouw die aandringt zo snel mogelijk werk te maken van deze vraag, vraagt Joseph BAVELAAR nog eens zijn zoon terug te brengen naar Turnhout, samen met Joseph TUBBAX die in Saint-Ricquiers (bij Hoogstade) begraven werd.

Josephus Joannes Maria TUBBAX was een zoon van Henri TUBBAX, een broer van Léons moeder, en Mathilde NUYENS. Hij was in Turnhout geboren op 10-09-1893 en ook vrijwilliger in het Belgische Leger als telefonist-waarnemer bij de generale staf. Hij sneuvelde tussen Zarren en Eessen op 10 oktober 1918.

De ontgraving van twee militairen tegelijkertijd blijkt onmogelijk, omdat de ontgravingen per kerkhof geregeld worden.

Hoe lang het nog geduurd heeft vooraleer Leon BAVELAAR naar Turnhout werd teruggebracht, is niet geweten, maar nu rusten zijn stoffelijke resten in het familiegraf (sector I) op het oude kerkhof in de Kwakkelstraat te Turnhout.

Postuum ontving Leon BAVELAAR de onderscheidingen van Ridder in de Orde van Leopold II en het Oorlogskruis. Zijn naam staat ook op het oorlogsmonument op het Zegeplein te Turnhout.