Faes Pieter Jan

Faes Pieter Jan

Naam: Faes Pieter Jan

Geboren te: Meerle

Geboren op: 1884-01-09

Overleden te: Tervate Stuivekenskerke

Overleden op: 1914-10-22

Burgerlijke stand: gehuwd met Maria Catharina Schrijvers

Laatst gekend adres: Merksplas(Merksplas-Kolonie), Merksplas

Beroep: bakker

Pieter Jan FAES werd op 9 januari 1884 geboren in Meerle in het gezin van Frans FAES en Maria Cornelia EESTERMANS (°Meerle 19-05-1851/+Meerle 07-01-1923). Buiten Pieter Jan waren er nog Theresia (kloosterzuster te Venroy, Holl. Limburg), Joannes (°Meerle 07-06-1885/+Meersel-Dreef 17-11-1969; Pater Fabianus, kloosterling in Punjab, Indië), Cornelius (°Meerle 1888/+Meerle 1971; gehuwd met Theresia Van Den Langenbergh; werkman te Meerle), Louis (°Meerle 1890/+Meerle 1970; werkman te Meerle), Henri (°Meerle 02-02-1892/+Antwerpen 25-12-1967; Pater Rufinus, kloosterling te Isegem) en Cornelia (ongehuwd; huishoudster te Meerle). Het gezin FAES-EESTERMANS woonde in Meerledorp, steenweg op Baarle-Nassau.

Pieter Jan FAES was tot in 1904 bakker in Meerle. Na zijn militaire dienstplicht engageert hij zich voor enkele jaren in het leger als vrijwilliger-reservist. In 1907 verhuist hij van Meerle naar Hoogstraten, in 1912 van Hoogstraten naar Merksplas.

Daar huwt hij op 5 mei 1913 met Maria Catharina SCHRIJVERS. Ze krijgen één zoontje, Gust FAES.

Het gezin verhuist amper een paar maanden voor de oorlog naar Merksplas-Kolonie waar Pieter Jan aan de slag gaat als meester-bakker van deze instelling. Het zoontje Gust overlijdt kort voor Pieter Jan naar de oorlog vertrekt.

Na de oorlog woont de weduwe, Maria Catharina SCHRIJVERS, een tijd (begin 1928) bij Mijnheer Frans PEERAER (= bewaker), Kolonie, 71, Merksplas. Vanaf januari 1929 woont ze in Turnhout, Graatakker, 11.

Pieter Jan FAES was van de lichting 1904. Hij was 1m 640 mm groot, had een rond gezicht, grijze ogen, een rechte neus, een kleine mond, een ronde kin en licht kastanjebruin haar.

Op 23 juni 1904 komt hij binnen in het regiment van de Karabiniers te Brussel (op het Daillyplein). Hij krijgt het stamnummer: 132/2933. Op 12 oktober 1904 begint zijn actieve dienst. Op 1 juli 1905 wordt hij al soldaat 1ste klas.

Op 29 september 1906 neemt hij voor vier jaar dienst in het leger als reserve vrijwilliger bij de Karabiniers. Uiteindelijk duurt dit engagement als vrijwillige reservist nog tot 9 september 1913.

Op 1 augustus 1914 komt hij bij de algemene mobilisatie weer onder de wapens bij het 2de Karabiniers 4/III. Dit regiment is in de oorlog deel van de 6de legerdivisie.

Op 4 augustus 1914 vertrekt het 2de regiment Karabiniers richting Beauvechain-Grez-Doiceau (Bevekom-Graven) om verbinding met de andere divisies te verwezenlijken. Op 26 augustus besluit de koning om terug te trekken tot achter de Schelde. Na verschillende uitvallen uit Antwerpen, wordt duidelijk dat de Scheldestad ontzetten uitgesloten is. Het Belgische leger moet zich terugtrekken tot de uiterste Westhoek, tussen de IJzer en de Franse grens. De aftocht van het Belgische leger verloopt langs de weg en per trein. Wat nog van het Belgische leger overblijft, bereikt op 14 oktober de Westhoek.

Daar neemt het 2de Karabiniers deel aan de Slag van de IJzer. Op 22 oktober 1914 zijn de gevechten daar in een kritieke fase. De Duitsers slagen er iets voor de dageraad in om ter hoogte van de zwak verdedigde bocht van Tervate de IJzer over te steken. Als de Belgische generale staf hiervan op de hoogte gesteld wordt om 8.30 u., bevinden er zich al twee Duitse infanteriebataljons, ondersteund door twaalf machinegeweren in de IJzerbocht. Dit betekent een levensgrote bedreiging voor de hele Belgische verdedigingslinie. Alle beschikbare troepen worden ingezet voor een reeks wanhopige tegenaanvallen. Vooral de Karabiniers en Grenadiers van de 6de Legerdivisie lijden hierbij grote verliezen. Door de slechte coördinatie van de aanvallen en het gebrek aan vuursteun hebben de aanvallers geen kans in het door diepe grachten doorsneden gevechtsterrein. De 30-jarige karabinier Petrus FAES is één van de talrijke slachtoffers. Hij keert na deze gevechten niet terug, zijn stoffelijke resten worden niet teruggevonden en hij wordt officieel als ‘disparu’ bestempeld.     

Hij verdween ergens te Pervijze tijdens de gevechten om Stuivekenskerke. Is hij gesneuveld? Dit blijft lang een niet officieel bevestigde zaak.  

Op 25 augustus 1920 krijgt de familie nieuws: soldaat Edouard VAN DE HEIJNING (Dorp 60, Meerle) beschrijft hun de omstandigheden van de dood van Petrus FAES, maar hij weet niets over zijn begraafplaats.

Op 20 juli 1921 wordt aan de legeradministratie uitgelegd waarom er geen overlijdensakte van Pieter Jan FAES bestaat. Hij is nl. gesneuveld op het grondgebied van een gemeente waar de burgerlijke stand niet functioneerde.

Van 16-07-1920 tot 12-03-1924 wordt verder gezocht naar getuigen in een poging te weten te komen waar P. Faes begraven werd. Tevergeefs.

Op 30 juli 1923 spreekt de rechtbank van 1ste aanleg te Antwerpen het vonnis uit: Petrus Jan FAES is  overleden voor België op 22/25 oktober 1914. Dit vonnis wordt doorgegeven aan de gemeente Berchem om in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. (Eigenaardig dat dit in Antwerpen en Berchem is gebeurd en niet in Turnhout en Merksplas)

Officieel heeft Pieter Jan FAES frontdienst gedaan van 1 augustus 1914 tot 22 oktober 1914 = 2 maanden en 22 dagen. Hij heeft geen recht op frontstrepen, want de eerste frontstreep krijg je pas na één jaar frontdienst.

Op 13-11-1920: bevestigt het Vredegerecht te Turnhout dat Pieter Jan Faes geen andere erfgenamen heeft dan zijn broers en zussen, allen meerderjarig, ieder voor een zesde: 1. Theresia (kloosterzuster te Venroy, Holl. Limburg), 2. Joannes (kloosterling in Punjab, Indië), 3. Cornelius (werkman te Meerle), 4. Louis (werkman te Meerle), 5. Henri (kloosterling te Isegem) en 6. Cornelia (ongehuwd; huishoudster te Meerle). Onder voorbehoud dat de helft dier sommen die toekomen aan de echtgenote: Maria Catharina Schrijvers.

Weduwe Faes vraagt op 12-09-1920 vanuit Turnhout (ze woont daar Graatakker 11) de strijdersbegiftiging aan via het V.O.S. afdeling Turnhout. Ze vult in dat ze de 300 fr familiebegiftiging al ontvangen heeft. De strijdersbegiftiging waarop Pieter Jan nog recht heeft voor de 3 maanden frontdienst, 3 x 75 frank = 225 frank worden verminderd met de 300 frank familiebegiftiging die ze reeds heeft ontvangen. Ze krijgt dus 0 frank.

Pieter Jan FAES krijgt postuum de volgende onderscheidingen: (11-03-1925) ‘Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II met palm’ en ‘Oorlogskruis met palm’. Plechtig worden deze op 22 februari 1929 in Merksplas overhandigd aan zijn weduwe. (25-05-1925) ‘Medaille van de IJzer’, ‘Herinneringsmedaille’ en ‘Overwinningsmedaille’.

 

De naam van Petrus FAES staat op het oorlogsmonument aan de kerk van Meerle. Zijn foto staat ook op de herinneringsprent die in Meerle werd gemaakt met ‘Meerle’s Zonen gesneuveld voor Vrijheid Vorst en Vaderland’. Hij staat op de middelste rij de tweede van rechts.

In het portaal van de Sint-Willibrorduskerk in Merksplas bevindt zich een gedenkplaat in messing waarop een gevallen soldaat afgebeeld is die het gelaat opricht naar het kruis. Achter de soldaat staat ‘Voor het Vaderland’, achter het Kruis ‘Voor het Menschdom’. Op de plaat staat: ‘Tot zalige gedachtenis der helden van de parochie Merxplas gesneuveld voor het vaderland’ en de 18 namen van de gesneuvelden uit Merksplas, o.a. P. FAES en de Latijnse tekst ‘1914 Pie Jesu Domine dona eis requiem 1918’.