Lefebvre Fernand

Lefebvre Fernand

Naam: Lefebvre Fernand

Geboren te: Watermaal-Bosvoorde

Geboren op: 1887-07-31

Overleden te: Tervate

Overleden op: 1914-10-22

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Hoogstraten, 11, rue de Louvain, Bruxelles

Beroep: beroepsmilitair

Fernand LEFEBVRE werd geboren in Watermaal-Bosvoorde op 31 juli 1887 in het gezin van Séraphin Jérôme Joseph LEFEBVRE (°Villers-la-Ville, Waals Brabant 24-07-1859) en Joséphine Juliette LEFEBVRE. Het gezin telde nog andere kinderen. Zijn broer Armand LEFEBVRE was sergeant in het 5de Linieregiment en Leon LEFEBVRE soldaat bij de Jagers te Voet. Vader Lefebvre is Chef de division au Ministère des Chemins de fer, afdelingshoofd in het Ministerie der Spoorwegen. De drie broers zijn beroepsmilitair. Fernand is ongehuwd.

Fernand LEFEBVRE was beroepsvrijwilliger bij het leger. Stamnummer: 15362. Hij is 1 m 670 mm groot, heeft een ovaal gezicht, blauwe ogen, een kleine neus, een ronde kin, kastanjebruin haar en geen bijzondere kenmerken.

Zijn militaire carrière begint op 11 september 1903 bij het 11de Linieregiment in Hasselt. Op 8 november 1903 is hij korporaal, op 10 maart 1906 sergeant, op 11 september 1907 krijgt hij zijn 1ste streep, op 6 mei 1908 is hij sergeant-fourrier. Hij tekent in 1908 en 1910 bij voor twee jaar actieve dienst. Op 7 september 1910 wordt hij maréchal des logis, wachtmeester bij het 2de regiment Artillerie te Lier. Op 24 november 1911 is hij onderluitenant en wordt toegevoegd aan het 10de Linieregiment met garnizoen te Aarlen. Op 4 maart 1912 schrijft zijn vader een brief aan de Broqueville (de minister van oorlog) om te vragen zijn zoon over te plaatsen naar een kazerne dichter bij Brussel (waar de familie woont), bvb. naar Gent. Op 20 mei 1912 vervoegt hij op eigen vraag het 2de Linieregiment te Gent en vraagt op 1 november (vanuit Beverlo) aan overgeplaatst te worden naar de 2de Karabiniers, die hun hoofdkwartier in Brussel hebben. Zijn ouders wonen in Brussel (11, rue de Louvain, Bruxelles) en hij zou dan bij zijn familie kunnen verblijven. Zijn vraag wordt positief beantwoord vanuit Gent.

Als de oorlog uitbreekt behoort hij tot de 2de Karabiniers 1/4 (4de compagnie), onderdeel van de 20ste gemengde brigade van de 6de legerdivisie.
Het Brusselse regiment, gekazerneerd op de Daillyplaats wordt in augustus 1914 ontdubbeld en bestaat dan uit het 2de en het 4de regiment Karabiniers. Ze zijn de infanterie van de 20ste gemengde brigade en trekken op 6 augustus naar Grez-Doiceau en blijven daar tot 19 augustus. Daarna worden ze te Borsbeek gekantonneerd en nemen vanaf 29 augustus van daaruit deel aan de eerste uitval rond Antwerpen, op het front Hofstade-Schiplaken. Op 11 september vallen ze aan richting Tildonk, op het front Hambos (Wolvenhoek). Ze worden erg beproefd en op 17 september worden de overlevenden van het 4de Karabiniers in de gelederen van het 2de Karabiniers opgenomen. Tijdens het beleg van Antwerpen voert het regiment werken uit in Hingene en verdedigt het de sector Duffel-Lier. Het neemt deel aan de nachtelijke tegenaanval van 5 op 6 oktober. Tijdens de slag aan de IJzer op 22 oktober voert het 2de Karabiniers de zeer moorddadige tegenaanval uit in de bocht van Tervate. Het ondergaat daarbij zware verliezen aan officieren, gegradueerden en soldaten. Eén van de gesneuvelde officieren is onderluitenant Fernand Lefebvre. Hij wordt neergemaaid door een machinegeweersalvo als hij met de resterende mannen van zijn compagnie een Duitse loopgraaf probeert in te nemen.

Hij wordt eerst in de buurt van de beruchte bocht van Tervate (Stuivekenskerke) in een massagraf begraven, dat weer geopend wordt op 15-06-1920; de lichamen worden ontgraven en de dag zelf weer individueel begraven. Op 24-03-1921 krijgt vader Lefebvre enkele persoonlijke voorwerpen te zien die zouden kunnen hebben toebehoord aan zijn zoon. Hij vraagt op 04-04-1921 om het stoffelijk overschot van zijn zoon te zien. Op 05-04-1921 herkent de vader het zakmes van zijn zoon, maar kan zich niets herinneren van de vulpen. Op 11-04-1921 wordt hem een gouden zegelring (bague chevalière en or) met de initialen F.L., gevonden op lichaam F.R.1266, getoond. De vader verklaart dat zijn zoon zo’n ring droeg. Het lichaam is nu geïdentificeerd: het is Fernand Lefebvre. Op 30 juni 1922 wordt hij met militaire eer, begeleid door een peloton Karabiniers, herbegraven in sector I van de gemeentelijke begraafplaats van Etterbeek.

Op 06-08-1922 spreekt de rechtbank van eerste aanleg te Brussel het vonnis uit over het overlijden van Ferdinand Lefebvre en op 03-10-1922 wordt dit vonnis doorgegeven aan de gemeente Etterbeek om de overlijdensakte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand.

Op 04-08-1922 wordt berekend dat Fernand LEFEBVRE frontdienst heeft gedaan van 1 augustus 1914 tot 22 oktober 1914, dus: 2 maanden en 22 dagen. Hij heeft dus geen recht op frontstrepen (de eerste frontstreep krijg je na één jaar frontdienst) (16-09-1923). 

Op 05-09-1924 vraagt Séraphin LEFEBVRE (de vader van Ferdinand Lefebvre) de strijdersbegiftiging aan bij het Strijdersfonds. Op het aanvraagdocument vult hij in dat hij een pensioen van 800 frank per jaar gekregen heeft. Voor 3 maanden frontdienst heeft hij recht op 3 x 75 frank = 225 frank. Hiervan wordt 300 frank familiebegiftiging afgetrokken, zodat de nabestaanden recht hebben op 0 frank strijdersbegiftiging. 

Postuum ontvangt officier Ferdinand LEFEBVRE de volgende onderscheidingen:
• Ridder in de orde van Leopold II met palm (KB 15-02-1915)
• Oorlogskruis met palm (KB 27-02-1916)
• Medaille van de IJzer (05-01-1920) (Op 30-09-1920 tekent de vader dat hij de Medaille van de IJzer ontvangen heeft te Brussel (het gezin woont dan 22, rue Henri de Braekeleer, Etterbeek).)
• IJzerkruis (23-02-1921)
• Overwinningsmedaille (10-06-1922)
• Herinneringsmedaille (10-06-1922)

Een anekdote: Op 18-01-1921 informeert de dienst invaliditeitspensioenen naar het actuele adres van onderluitenant Lefebvre om het dossier van een zekere Justicien Barré te kunnen vervolledigen. Op dat ogenblik is Ferdinand LEFEBVRE al meer dan 6 jaar overleden.