Van den Bergh Pieter Juliaan

Van den Bergh Pieter Juliaan

Naam: Van den Bergh Pieter Juliaan

Geboren te: Merksplas

Geboren op: 1895-12-02

Overleden te: Rotselaar

Overleden op: 1914-09-12

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Merksplas, Molenzijde 43 of 47

Beroep: beroepsvrijwilliger in het leger

Pieter Juliaan Van den Bergh werd geboren in Merksplas op 2 december 1895 als vijfde kind van Josephus Jacobus Van den Bergh (°Rijkevorsel 09-01-1860) en Maria Theresia Maes (°Beerse 27-01-1864). De ouders waren in Beerse gehuwd op 11 november 1885. In het gezin werden zeven kinderen geboren, allemaal in Merksplas: Frans Jozef (°13-04-1887), Anna Catharina (°09-08-1888), Joannes Laurentius (°02-10-1890), Josephus Joannes (°11-05-1893), Pieter Juliaan (°02-12-1895), Louisa Cornelia (°14-09-1898) en Anna Maria (°21-05-1901). Ze woonden Molenzijde 43 of 47 te Merksplas. Pieter Juliaan was ongehuwd en engageerde zich in 1912-1913 als beroepsvrijwilliger in het Belgische leger.

Als zeventienjarige diende Pieter Juliaan Van den Bergh zich in 1912 bij het Belgische leger aan om beroepsvrijwilliger te worden. Hij werd ingelijfd bij het 5de Linieregiment, werd al gauw korporaal (in 1/III) en op 16 december 1913 sergeant (in 2/II). Op 5 juni 1914 behoorde hij tot het 5de Linie 1/II. Zijn stamnummer: 105/57460

Op 1 augustus komt hij als sergeant-fourrier onder de wapens bij het 5de Linie 3/III (3de bataljon/3de compagnie). De sergeant-fourrier was een onderofficier die als taken had de plaats van het kantonnement te zoeken en in te richten, hij zorgde voor eten en drinken, bedeling van de kleding en de goede werking van de veldkeuken, hij gaf de soldaten hun ‘zakgeld’, zorgde voor de boekhouding, enz. Bovendien was hij verbindingsagent en moest boodschappen overbrengen en ontcijferen en de orders van het ene punt naar het andere overbrengen. Tijdens de gevechten nam hij zijn geweer, soms ook zijn pistool, en ging met zijn makkers mee vechten.

Het 5de Linie was deel van de 2de legerdivisie met hoofdkwartier in Antwerpen. Daar vervoegt Pierre Julien Van den Berg zijn garnizoen. Op 5 augustus is de 2de legerdivisie ten oosten van Leuven. Na de slag te Aarschot en te Werchter op 18 augustus keren ze terug in het ‘Nationaal Reduit’ Antwerpen. Dan volgen er twee uitvallen uit Antwerpen. Op 25 en 26 augustus vallen de Belgen aan in de buurt van Boortmeerbeek en Over-de-Vaart en van 9 tot 12 september te Wijgmaal, Putkapel en Holsbeek.

Het is in het kader van deze tweede uitval uit Antwerpen dat de Slag bij de Molen te Rotselaar plaatsvindt. Zo’n 80.000 Belgische soldaten gaan de bloedige confrontatie aan met de oprukkende Duitsers. Aan de frontlinie tussen Werchter en Londerzeel (40 km) treffen ze 130.000 Duitsers aan.

Omstreeks zes uur in de vroege ochtend van 12 september zetten vooral soldaten van het 5de en 25ste linieregiment (samen de 5de gemengde brigade) vanuit het toenmalige gehucht de Molen in Rotselaar de aanval in op Wijgmaal, waar de vijand achter het vaartkanaal ligt. In de rug gedekt door grenadiers trekken de Belgen aan de weg tussen Rotselaar en Wijgmaal via de smalle, stenen brug – een flessenhals waar ze een makkelijk doelwit vormen – in looppas de Dijle over. Het 3de bataljon botst daar op de Duitse hinderlagen, in het struikgewas en de bossen tussen de Jezuïetenhoeve (in Wijgmaal) en de Walenstraat (in Rotselaar). Ze zoeken bescherming en openen onmiddellijk het vuur. Al deze krachtinspanningen gaan gepaard met grote verliezen. Vanaf 8.00 uur trekt een erbarmelijke stoet van gekwetsten terug over de brug van Molen. Men beseft het gevaar waarin het 3de bataljon van het 5de Linie zich bevindt aan de Jezuïetenhoeve en men plaatst een sectie mitrailleurs op de zolder van een huis in de Walenstraat om de Duitsers in bedwang te houden. Dankzij het snelle en kordate optreden van deze sectie wordt de Duitse opmars gestopt en blijft het 3de bataljon van een onvermijdelijke uitroeiing gespaard. De huizenrij van de Walenstraat biedt een tijdelijke bescherming tegen kogels, gewonden en stervenden worden er ondergebracht. Vele doden en gekwetsten hebben ze echter moeten achterlaten in de bossen. Een van hen is Jules Van den Bergh. Hij wordt die dag opgegeven als ‘vermist in Wijgmaal’. Hij is dan 18 jaar oud.

Op de overlijdensakte die ingeschreven wordt in de registers van de burgerlijke stand van Rotselaar staat dat hij gestorven is op het slagveld te Rotselaar op 12 september 1914.

Hij wordt in Rotselaar begraven (graf nr. 155). Na de oorlog wordt hij, op 28-07-1924, herbegraven op de militaire verzamelbegraafplaats te Veltem-Beisem (graf nr. 403).  

Pieter Juliaan Van den Bergh was in frontdienst van 1 augustus 1914 tot 12 september 1914 = 1 maand en 12 dagen. Hij heeft dus geen recht op frontstrepen. De eerste frontstreep kreeg je pas na een volledig jaar frontdienst.

Op 25 september 1919 schrijft zijn vader Josephus Jacobus Van den Bergh naar de minister van oorlog om te vragen naar de postume decoraties van zijn zoon. Twee dagen later sterft hij (+Merksplas 27-09-1919).

Op 22 november 1920 vraagt zijn moeder, Maria Theresia Maes, die intussen weduwe is, de strijdersbegiftiging aan.

Voor de 2 maanden frontdienst van haar gesneuvelde zoon heeft ze recht op 2 x 75 frank = 150 frank, waarvan de 300 frank familiebegiftiging die ze reeds ontvangen hebben, wordt afgetrokken. Ze heeft dus recht op 0 frank. Deze berekening wordt pas definitief doorgegeven aan het Strijdersfonds op 10 maart 1922.

Op 26-11-1920 stelt het Vredegerecht van het kanton Hoogstraten een ‘Akte van Notoriëteit’ op om te bepalen wie de erfgenamen zijn van Petrus Juliaan Van den Berg en hoe de (eventuele) strijdersbegiftiging tussen de erfgenamen verdeeld moet worden. Een beetje ingewikkeld, omdat intussen vader Van den Bergh is overleden.

Petrus Juliaan heeft als enige erfgenamen zijn ouders, Josephus Jacobus Van den Bergh en Maria Theresia Maes.

Josephus Jacobus Van den Bergh is ‘ab intestato’ (zonder testament) overleden en laat zes kinderen na:

1. Frans Jozef Van den Bergh (beambte te Merksplas)

2. Anna Catharina Van den Bergh (echtgenote Edouard Warroux, beambte te Etterbeek, De Theuxstraat 44)

3. Joannes Laurentius Van den Bergh (officier payant te Hasselt)

4. Josephus Joannes Van den Bergh (adjudant wonende te Borgerhout)

5. Ludovica Cornelius Van den Bergh (religieuze te Rhodes St-Genèse)

6. Anna Maria Van den Bergh (ongehuwd zonder beroep te Merksplas)

Het wettelijk vruchtgebruik van de helft van zijn nagelaten goederen komt toe aan zijn weduwe Maria Theresia Maes.

Weduwe Van den Bergh heeft voor de helft in volle eigendom en een vierde in tocht (lijftocht = vruchtgebruik), en haar hogergenoemde zes kinderen hebben samen, voor de een vierde in volle eigendom en een vierde in naakte eigendom, alleen recht om de sommen van de begiftiging voor oud-strijders te ontvangen die toekomen aan  Petrus Juliaan Van den Bergh (krachtens de wet van 25 oogst 1920), samen voor ’t geheel.

 

 

In het portaal van de Sint-Willibrorduskerk in Merksplas bevindt zich een gedenkplaat in messing waarop een gevallen soldaat afgebeeld is die het gelaat opricht naar het kruis. Achter de soldaat staat ‘Voor het Vaderland’, achter het Kruis ‘Voor het Menschdom’. Op de plaat staat: ‘Tot zalige gedachtenis der helden van de parochie Merxplas gesneuveld voor het vaderland’ en de 18 namen van de gesneuvelden uit Merksplas, o.a. J. v.d BERGH en de Latijnse tekst ‘1914 Pie Jesu Domine dona eis requiem 1918’.