Vandelaer Emile Alphonse
Naam: Vandelaer (Van De Laer) Emile Alphonse
Geboren te: Bilzen
Geboren op: 1888-09-21
Overleden te: Loncin
Overleden op: 1914-08-15
Burgerlijke stand: gehuwd met Jeanne Hélène Penneman
Laatst gekend adres: Ravels(Weelde), Weelde
Beroep: douanier
Emile Alphonse VANDELAER werd op 21 september 1888 te Bilzen geboren in het gezin van kleermaker Joannes Martinus VANDELAER (°Bilzen 27-10-1850/+Bilzen 17-05-1925) en naaister Elisabeth VANHEES (°Bilzen 26-10-1850). De ouders waren op 26 mei 1880 in Bilzen gehuwd. Er kwamen zeven kinderen: Maria Lucia Elisabeth (°16-05-1881), Louis Joseph (°21-03-1883), Maria Hubertine (°29-05-1884), Jean Martin Joseph/Jozef (°04-07-1886), Emile Alphonse (°21-09-1888), Louisa Maria (°10-01-1891) en Jean Alphonse (°14-04-1895), allen in Bilzen geboren.
Emile VANDELAER meldde zich in 1906 als beroepsvrijwilliger in het leger en werd er soldaat 2de klasse en trompetter.
Op 29 maart 1911 trad hij in dienst bij de Administratie van Directe Belastingen, Douane en Accijnzen. Aanvankelijk werkte préposé Vandelaer te Veldwezelt (controle Lanaken). Vervolgens wordt Bocholt op zijn dienststaat vermeld, maar hij zou tevens korte tijd zijn gedetacheerd naar De Tromp, een grenspost tussen Hulst en Stekene in Oost-Vlaanderen. Eind augustus 1912 werd Emile naar Weelde (controle Turnhout) overgeplaatst.
Hij huwde na zijn indiensttreding (in 1912 of 1913) met Jeanne Hélène PENNEMAN (°De Klinge, Oost-Vlaanderen 29-07-1888/+Bilzen 14-07-1972). Zij was naaister en kreeg in september 1913 de officiële toelating om dat beroep uit te oefenen als echtgenote van een douanier. In februari 1914 werd hun dochtertje Jeanne Marie in Weelde geboren. Later (op 11-07-1940) trouwde deze in Bilzen met Jan Jozef VAN DEUN (°Lichtaart 02-03-1913/+Bilzen 15-06-1999). Hélène PENNEMAN hertrouwde na de oorlog met Jozef Henri ZIMMERMANN (°Bilzen 08-05-1886).
Emile VANDELAER was van de lichting 1906 en meldde zich dat jaar ook als beroepsvrijwilliger in het leger en werd er soldaat 2de klasse en trompetter met stamnummer 33118.
Op 1 augustus 1914 verschijnt een Koninklijk Besluit dat bepaalt dat ‘de agenten en aangestelden van Waters en Bossen, evenals de geüniformeerde douaniers voortaan deel zullen uitmaken van het leger.’ Emile VANDELAER wordt in augustus 1914 opgeroepen en komt als kanonnier tweede klasse in de Versterkte Plaats Luik (A.F.L. = Artillerie de Forteresse Liège) terecht. Op 3 augustus beslist het Belgische opperbevel dat twee legerdivisies (de 3de en de 4de) samen met de garnizoenen van de Waalse vestingsteden Luik en Namen ‘tot het bittere einde’ de Duitse opmars moeten afremmen.
De 3de Legerdivisie die bij Luik staat opgesteld, ziet de Duitse generaal Ludendorff al op 7 augustus de stad Luik en haar oude citadel bij verrassing innemen. De forten rondom blijven hardnekkig weerstand bieden. Vijandelijke troepenverplaatsingen worden regelmatig onder vuur genomen door de Belgische vestingartillerie en de Duitsers verliezen meer tijd en manschappen dan hen lief is. Ze voeren dan hun zwaarste belegeringsartillerie aan. Met de dikke Bertha’s, kanonnen met kalibers tot 420 mm, is het slechts een kwestie van tijd eer de vesting bezwijkt. Luitenant-generaal Leman, de plaatscommandant, besluit zijn legerafdeling terug te trekken naar de posities van het veldleger aan de Gete, in plaats van ze op te offeren voor een vrijwel hopeloze zaak.
Het Fort Loncin was één van de twaalf forten die in beton en voorzien van de nodige pantserkoepels en geschut, waren opgetrokken rond de strategische stad Luik aan de Maas. Het was gebouwd in 1888 en bevond zich op een zevental kilometer van het stadscentrum, bij de belangrijke uitvalsweg richting Brussel. De bezetting van het fort bestond uit 350 artilleristen en 180 infanteristen. De artillerie kon de ruime omgeving onder vuur nemen en de infanterie stond in voor de nabije verdediging van de positie. Er werd in die tijd van uitgegaan dat de forten onneembaar waren.
Op 15 augustus 1914 openen de Duitsers het vuur op het Fort van Loncin. De dikke Bertha’s slingeren granaten van 800 kg van 8 of 9 kilometer ver naar het doel. De impact van één dergelijk projectiel kon vergeleken worden met deze van een trein met vier wagons aan 90 km per uur. Het ongewapende beton in het fort is daar niet lang tegen bestand. De enorme mokerslagen veroorzaken grote schade, stofwolken en giftige dampen. Verlichting- en verluchtingsystemen worden beschadigd of vallen helemaal uit en de vestingtroepen moeten hun toevlucht nemen tot petroleum- of cetyleenlampjes. Toch belet dit niet dat de Belgische artilleristen blijven zwoegen aan hun eigen stukken, waarmee ze onmogelijk de zware Duitse kanonnen kunnen raken.
Op diezelfde 15de augustus delen de controleurs mee aan ‘de luitenanten,de onderluitenanten, brigadiers, onderbrigadiers en aangestelden der douane onder hun orders dat, wanneer de douaneposten aan de grens dreigden bezet te worden door de vijand, zij zich met de rijkswacht en het leger moesten terugtrekken, liever dan zich ten dienste te stellen van de overweldiger’. De andere functionarissen moeten wel op post blijven. Intussen loopt de hardnekkige verdediging van de fortengordel rond Luik op z’n einde. Het 25ste schot van het 420 mm kanon naar Loncin maakt abrupt een einde aan de hardnekkige weerstand. Het is een voltreffer op de munitiekamer. In één klap komen 150 Belgische soldaten om het leven en het fort wordt herleid tot een ruïne. Douanier Emile Vandelaer is vermist en blijft vermist. Zijn stoffelijke resten liggen nog steeds begraven onder het puin van het fort.
Op 8 september 1922 doet de rechtbank van 1ste aanleg te Turnhout uitspraak over de dood van Emiel VANDELAER, een overlijdensakte kan opgesteld worden en overgeschreven in de Registers van de Burgerlijke Stand van Weelde.
De naam van Emiel VANDELAER staat in Bilzen op de gedenkplaat aan de linkerkant van het stadhuis op de Grote Markt en op een oorlogsmonument op het kerkhof in de Hasseltsestraat.
De naam van Emile VAN DE LAER staat op de mooie gedenkplaat die in Weelde voor de gesneuvelden van het dorp werd gemaakt.