Verbaeten Alfons Jan

Verbaeten Alfons Jan

Naam: Verbaeten Alfons Jan

Geboren te: Meerle

Geboren op: 1898-10-16

Overleden te: Hoogstade

Overleden op: 1916-09-21

Burgerlijke stand: ongehuwd

Laatst gekend adres: Hoogstraten(Minderhout), de Schoorse Heide

Beroep: timmerman

Alfons Jan (Fons) VERBAETEN was een zoon van werkman Petrus VERBAETEN (°Meerle 26-11-1868) en Emma VAN HUFFEL (°Ruysselede 09-03-1871). Voor ze huwden woonden ze allebei in Minderhout en kreeg Emma een kind: Maria Cornelia VAN HUFFEL (°Minderhout 01-11-1891). Op 17 mei 1894 huwden ze en het kind werd bij dit huwelijk erkend en gewettigd. Op 4 december 1894 beviel Emma in Minderhout van een levenloos kind (m). Het gezin verhuisde naar Meerle en daar werden de acht volgende kinderen geboren: Jan Alphons (°15-12-1895), Anna Petronella Maria (°13-04-1897), Alfons Jan (°16-10-1898), Lodewijk (°19-03-1900/+Meerle 01-04-1900), Franciscus Cornelis (°25-05-1901), Augustinus Joannes (°18-12-1902), Paulina Ludovica Maria (°27-08-1904) en Joanna Maria (°14-07-1906). Vanaf 1902 was vader VERBAETEN bos- en jachtwachter. In 1906 woont het gezin weer in Minderhout, op de Schoorsche Heide, en daar worden er nog vier kinderen geboren: Leonia Maria Theresia (°01-06-1908), Lodewijk Cornelis/Louis (°26-06-1910), Julia (°10-02-1912) en Jozef (°15-05-1914). Bij het uitbreken van de oorlog woont de vijftienjarige Alfons, ongehuwd en timmerman van beroep, bij zijn ouders.

We weten uit de gevangenisregisters van Breda dat de oudere broer van Fons, Jan VERBAETEN (°1895), arbeider en/of hovenier van beroep, van 12 tot 13 december 1917 in hechtenis zat in de gevangenis van Breda, na veroordeling op 14 augustus 1917 door het kantongerecht van Tilburg, omdat hij zich in de gemeente Baarle-Nassau binnen een strook ter breedte van 1500 meter langs de rijksgrens bevond; en van 10 tot 12 maart 1918 nog eens, na veroordeling op 11 september 1917 door het kantongerecht van Tilburg, om dezelfde reden. Op 1 september 1918 is Jan ook geregistreerd als Belgische vluchteling in Hilvarenbeek. 

Fons VERBAETEN is nog maar 16 jaar oud als hij op 6 april 1915 de Belgisch-Nederlandse grens oversteekt om in Baarle-Hertog dienst te nemen als oorlogsvrijwilliger. De burgemeester van Baarle-Hertog, Van Gilse, geeft hem geld om de overtocht van Vlissingen naar Folkestone te maken en op 9 april engageert hij zich in het Belgische Leger als vrijwilliger voor de duur van de oorlog. Omdat hij nog geen legerdienst heeft gedaan, wordt hij voor zijn opleiding als infanterist meteen naar een opleidingskamp van de derde legerdivisie gestuurd in het Franse departement Manche (in Normandië). Op 30 juli 1915 muteert hij naar het opleidingskamp van de Genie (C.I.Gn). De opleidingskampen zijn oorspronkelijk ontstaan om rekruten van een elementaire soldatenopleiding te voorzien. Pas na die basisopleiding kan een rekruut dankzij één of andere technische scholing naar een opleidingskamp voor specialisatie in functie van het wapen (infanterie, cavalerie, genie of artillerie). Waarschijnlijk kon Fons naar de C.I.Gn omdat hij timmerman was. Dit trainingskamp bevond zich te Ardres, bij Calais (Fr.), achter het front en leidde de soldaten op voor de uitvoering van verdedigingswerken.  

Vanaf 25 september 1915 is hij in frontdienst bij de Genie van de 6de Legerdivisie. Hij is soldaat 2de klas en heeft het stamnummer 179/1296 en behoort tot het 1ste bataljon van de compagnie ‘pionniers-pontonniers’ (schansgravers / pontonniers).

Na de slag om de IJzer in oktober 1914 evolueert de bewegingsoorlog in de Westhoek in enkele weken tijd naar een stellingenoorlog. Tot dan werd het voetvolk als het belangrijkste effectief van het leger beschouwd, maar  de loopgraven en de onderwaterzetting brachten daar verandering in. De verschansingen moeten onderhouden en versterkt worden, bunkers, prikkeldraad en abri’s zijn noodzakelijk. De klemtoon verschuift naar de Genie. Een belangrijk deel van deze ondersteunende fronttroepen zijn de pioniers-pontonniers. De mannen van de Genie zijn belast met de uitvoering en het herstellen van grote verdedigingswerken. Ze bouwen observatietorens en gebetonneerde schuilplaatsen voor de zware artillerie, leggen en herstellen loopbruggen, onderhouden het sluizensysteem, verzorgen de waterafloop en versterken zelfs de voorposten. Bij de uitvoering van deze werken blijven de geniesoldaten vaak langer dan één maand in de voorste gelederen, waar ze zich met het beschikbare materiaal uit het geniepark installeren en er hun werk zelfstandig regelen in ploegensystemen. Het is een totaal andere frontdienst dan die van de infanteristen. Het leven is anders maar het werk en de lange afzondering zijn niet minder zwaar. Het Belgische front verkeert in een ‘vermeende rust’, maar elke dag vallen er slachtoffers. Zo ook op 21 september 1916 Fons VERBAETEN. Hij wordt in Lo, waar hij met zijn sectie in de eerste lijn herstelwerkzaamheden uitvoerde (‘en service commandé’), zwaar gewond door een geweerkogel en granaatscherven. Hij wordt meteen van het front geëvacueerd naar het Belgian Field Hospital te Hoogstade waar hij kort na aankomst overlijdt.

Op 23 september 1916 wordt hij begraven op de begraafplaats van Hoogstade in graf nr. 553. Later krijgt hij op de Belgische Militaire Begraafplaats te Hoogstade graf nr. 589.

Op 15-09-1917 worden hem de onderscheidingen van Ridder in de Orde van Leopold II en het Oorlogskruis toegekend. Op zijn graf staan ook de symbolen van de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille.

De foto en de naam van Alfons VERBAETEN staan op de prent die in Minderhout gemaakt werd als herinnering aan de gesneuvelden van 1914-1918 uit Minderhout.

Ook op het monument aan de kerk van Minderhout staat Alfons VERBAETEN vermeld.  

Hij is gedurende 11 maand en 27 dagen in frontdienst en krijgt bijgevolg geen frontstrepen, de eerste frontstreep werd toegekend aan een soldaat die één volledig jaar in frontdienst was.

Op 8 november 1920 vraagt zijn vader Petrus VERBAETEN, de strijdersbegiftiging aan bij het V.O.S. in Minderhout.

De inlichtingen die bestemd zijn voor de V.O.S. om de strijdersbegiftiging te berekenen vermelden 13 (?) maanden frontdienst (aan 75 frank/maand) en 5 maanden dienst achter het front (aan 50 frank/maand). Zijn nabestaanden hebben dus recht op 925 frank (975 frank + 250 frank = 1225 frank verminderd met 300 frank familiebegiftiging).

Op 15 mei 1925 wordt zijn akte van overlijden door de gemeente Hoogstade doorgegeven aan Minderhout om bij te schrijven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente.